Tumgik
#Bart Vandenabeele
maximvandaele · 4 years
Text
Wat is goede kunst? Bespreking & recensie van ‘Revealing Art’ door Matthew Kieran
Tumblr media
Wat is kunst, en wat is goede kunst? Dit zijn vragen waar ik me al langer mee bezig houd. Zeker na een museumbezoek komen ze weer in me op. Hoe kan ik bepalen of de kunst die ik net zag goed, matig of gewoon slecht was? Revealing Art is een onthullend boek dat een boeiend en zeer bruikbaar antwoord geeft op mijn vragen.
Het boekje werd me aanbevolen door professor esthetica en hedendaagse filosofie Bart Vandenabeele (UGent). Ik vroeg hem of hij me een inleidend werk over esthetica kon aanbevelen, en hij zei: Revealing Art van Matthew Kieran.
Hoewel het boek zelf zeer esthetisch is - sierlijk Helvetica Neue voor de tussentitels, gedetailleerde afbeeldingen van schilderijen - leest het soms wat moeilijk. De stijl is typisch “Brits”: eerder afstandelijk en academisch. Met name bepaalde passages over Immanuel Kant waren moeilijk verteerbaar. De vele, rijke en gevarieerde voorbeelden uit de kunstgeschiedenis, die Kieran aanhaalt om zijn punt te maken, zijn echter voldoende reden waarom ik blij ben dat ik het boek in paperback heb (ik heb wel eens zin om een pagina op te zetten op m’n blog, met daarin alle kunst uit z’n boekje, en daaronder kort wat context).
De interessantste ideeën uit Revealing Art
Revealing Art heeft een nogal losse structuur, waarbij Kieran zijn standpunten niet altijd even duidelijk formuleert. Hieronder heb ik een handige, overzichtelijke lijst gemaakt van de interessantste gedachten uit Kierans boek. Op basis hiervan formuleer ik nadien vijf vragen die je jezelf kunt stellen om op handige en vlugge manier te bepalen of iets goede kunst is, of slechte kunst, kitsch of bedrog.
Op uitzondering van het moralisme is dit eigenlijk een definitie die vrij dicht komt bij wat ik uit de film Werk Ohne Autor haalde, maar de definitie van Kieran is veel genuanceerder, ontdaan van de excessen van de Romantiek.
Goede kunst leert ons iets nieuw, of toont ons iets dat we al wisten op een nieuwe, intensere of creatieve manier. Meestal is dat laatste het geval bij goede kunst. Iedereen weet natuurlijk al dat oorlog gruwelijk is, maar de Los desastras de la guerra-schilderijen van Goya, of de film Schindler’s List, tonen ons dit op een intense en creatieve manier. De inhoud van een kunstwerk is minder belangrijk dan de vraag of dit kunstwerk het op een creatieve manier weergeeft.
Goede kunst heeft niet altijd een boodschap, maar kan soms pure zelfexpressie van de kunstenaar zijn.
Goede kunst slaagt erin over te brengen wat de kunstenaar wou overbrengen. Wat was het doel van een kunstwerk, wat wou de kunstenaar ons doen voelen? Als de kunstenaar in zijn opzet geslaagd is, kunnen we vlugger van goede kunst spreken. Bij conceptuele kunst duikt hier het probleem op dat de intenties van de kunstenaar vaak compleet onduidelijk zijn.
Goede kunst is niet oppervlakkig of triviaal, maar toont inzicht (in de mens, de samenleving, de natuur, ...). Daarom dat veel critici niet moeten hebben van Renoir: zijn schilderijen worden als sentimenteel, naïef beschouwd, hoewel ze esthetisch gezien (kleur, techniek, anatomie) prima werken zijn.
Goede kunst is goed, ongeacht de morele boodschap van het kunstwerk. Dat wil niet zeggen dat Kieran denkt dat moraal geen enkele invloed heeft op hoe we kunst beoordelen. Hij wil juist een tussenpositie nemen tussenin twee extremen estheticisme (moraal is compleet irrelevant voor onze beoordeling van kunst) en moralisme (wat moreel goed is, is automatisch goede kunst, en wat moreel slecht is, is automatisch slechte kunst: “Alles was wahr ist, ist schön”, zoals het in Werk Ohne Autor gezegd werd.)
Kieran maakt zijn punt door op te merken dat sommige kunst slecht wordt gevonden ondanks de bewonderenswaardige boodschap (bv. Norman Rockwells Four Freedoms) en andere kunst geprezen wordt, ondanks haar moreel slechte boodschap (bv. de pessimistische, boosaardige kijk op de mens die door Francis Bacons schilderijen wordt overgebracht).
Ook seksueel expliciete werken kunnen kunst zijn (denk maar aan Gustav Klimt en Egon Schiele), mits de werken voldoen aan de andere voorwaarden die in dit artikel en Kierans boek besproken worden.
Goede kunst overstijgt de modegrillen en smaakvoorkeuren van bepaalde specifieke individuen, markten, culturen of perioden. “Dat we de werken van Michelangelo, Caravaggio, Goya, Rembrandt of Vermeer honderden jaren later nog altijd waarderen, geeft blijk van hun kracht en grootsheid.”, zo formuleert Kieran het zelf in verwijzing naar David Hume.
Dat betekent natuurlijk niet dat er geen goede kunst is die toch vergeten geraakt is, merkt Kieran op.
Smaken kunnen wel degelijk verschillen, en het is niet zo dat iedereen voorgenoemde schilders geweldig moet vinden. Maar blijkbaar spreken ze wel tot ons, zelfs als we niet meer zo intens of emotioneel bezig zijn met de veelal religieuze of mythologische inhoud ervan. We geloven niet allemaal meer in God, en toch kunnen we van christelijke renaissancekunst genieten.
Dit staat in contrast met kunst die vooral gewaardeerd wordt omdat ze tot onze modegebonden voorkeuren spreken. Kieran geeft hiervan als voorbeeld de modefotografie van Mario Testino, die het vooral goed doet omdat ze ons herkenbare topmodellen toont, maar die voor een kijker over 200 jaar wellicht oninteressant is, omdat Testino’s fotografie ons de celebrities niet op een vernieuwende of creatieve manier toont. Dit staat in contrast met bv. de 18de-eeuwse portretschilder Joshua Reynolds. We herkennen de mensen in zijn schilderijen al eeuwen niet meer, toch is het goede kunst, omdat in Reynolds’ werk “de handgebaren, poses en uitdrukkingen ons veel vertellen over de familierelaties, de autoriteit van de ouders, de ondeugendheid van de kinderen en de banden die ze samenhouden”.
Een gevolg hiervan is dat het zeer moeilijk is de artistieke waarde in te schatten van recente kunst. Dit maakte de beoordeling van conceptuele kunst en avant-garde heel uitdagend!
Vijf vragen die je kunnen helpen achterhalen of iets goede kunst is
Op basis van deze inzichten formuleer ik vijf vragen die je jezelf kan stellen bij het zien, lezen of horen van een schilderij, een film, een theaterstuk, een lied, een gedicht, een film, ... (want kunst is natuurlijk meer dan gewoon beeldende kunst!)
Hoe meer van deze vragen je met “ja” of iets positiefs kan beantwoorden, hoe beter het kunstwerk.
Toont dit werk mij iets nieuws, toont dit werk mij iets dat ik al wist op een nieuwe, creatieve, intensere manier?
Brengt dit werk een boodschap over, of drukt de kunstenaar zichzelf er mee uit?
Is de kunstenaar geslaagd in zijn opzet?
Is deze kunst oppervlakkig en naïef, of net inzichtelijk en wijs?
Zouden mensen dit over 500 jaar nog altijd goede kunst vinden?
Print dit lijstje uit, neem het mee naar een museum (of cinema of concert), sta voor een schilderij, en probeer de vragen voor jezelf te beantwoorden bij een werk. Zo zal je volgende museumbezoek wellicht veel intenser en bevredigender zijn!
1 note · View note
maximvandaele · 4 years
Text
Notitie: het schoonheidsbegrip bij Bart Vandenabeele
Op dinsdagavond 19 november, om 21u, in auditorium 3 (Suzanne Lilar) van de campus Boekentoren in UGent, vond een lezing plaats door prof. Bart Vandenabeele (UGent), die o.a. een vak over de filosofie vanaf Friedrich Nietzsche en een vak over esthetica geeft. Even kijken wat ik eruit onthouden heb (dit is vooral een notitie voor mezelf, maar als iemand anders er iets aan heeft, des te beter!):
Hoewel Vandenabeele niet vindt dat schoonheid gedefinieerd kan worden, zijn dit een aantal kenmerken die hij aan schoonheid toekent:
Schoonheid heeft te maken met een aangename ervaring, met iets ‘mooi’ vinden. Schoonheid is echter meer dan dat, maar dit is een eerste waarde.
Schoonheid mag dan wel voor een aangename ervaring zorgen (door de filosoof Immanuel Kant als “Wohlgefallen” omgeschreven), het is niet hetzelfde als het bevredigen van een behoefte of een lust.
Schoonheid komt onverwacht, je kan het niet zomaar opwekken op dezelfde manier dat je bv. je favoriete gerecht in een restaurant bestelt of zelf maakt, om je smaakpapillen te bevredigen. (Hier kan je echter opmerken: als mensen naar een museum, theater of optreden gaan, dan zoeken ze juist toch wél bewust schoonheid op? Dit heb ik niet helemaal begrepen.)
Misschien wel het belangrijkste: schoonheid is niet de volledig geïdealiseerde schoonheid (bv. ‘het ideale, mooiste, volmaaktste gezicht of schilderij of muziekstuk’), maar is juist een benadering van ultieme schoonheid waar toch iets onverwachts of ‘ongepast’ inzit (bv. een schoonheidsvlek op een gezicht). Schoonheid is echter evenmin een overdreven concentratie van dit onverwachte of ongepaste, anders hebben we het over obsceniteit of kitsch. Grote kunstenaars kennen de traditie en hun voorgangers heel goed, ze kennen ‘de regels van de kunst’, maar hun genie zit er juist in hier creatief mee om te gaan.
0 notes
maximvandaele · 4 years
Text
Heeft de filosofie eigenlijk nog een toekomst?
Tumblr media
Men krijgt de indruk dat de wijsbegeerte aanvankelijk een weelderige boom was die in de loop van de geschiedenis één voor één haar taken verloren heeft [...]. Niettemin duiken telkens weer problemen op waarvoor blijkbaar nog geen wetenschappelijke antwoordmethodes bestaan [...] (Johan Braeckman en Etienne Vermeersch, De rivier van Herakleitos)
Wauw, wat vliegt de tijd toch! Het is al weer anderhalve maand geleden dat ik mijn studie Moraalwetenschappen aan de UGent begon. Tot nu toe is het heel interessant gebleken, alleen een wat onfortuinlijk lesrooster, maar voor de rest, so far so good. De laatste tijd valt het mij op hoe bepaalde filosofische theorieën eigenlijk zeer sterk lijken op psychologische theorieën, en vaak bijna exact hetzelfde zijn, maar dan anders benoemd.
Het begrip Verstehen van de filosoof Martin Heidegger bijvoorbeeld, komt erop neer dat we altijd praktisch omgaan met dingen uit onze omgeving (die voorhanden zijn), zonder daar bewust over na te denken. Pas als deze voorwerpen kapot of weg zijn, worden we bewust van hun aanwezigheid. Dit valt enigszins te vergelijken met wat psychologen het procedurele geheugen noemen: fietsen of wandelen zijn procedés die in ons hoofd opgeslagen zijn en die we uitvoeren zonder bewust na te denken - in tegenstelling tot bv. het semantisch geheugen dat feiten en kennis onthoudt. Het ‘men’ (das Man) dat Heidegger zo bekritiseerde, kan, net als bv. Nietzsches “kudde-instinct” vergeleken worden met conformisme en groepsdruk in de sociale psychologie. Deze twee heren zouden zich nooit psychologen genoemd hebben, toch zijn de gelijkenissen duidelijk. Heeft het wel nog zin om hier een onderscheid te maken tussen filosofie en psychologie?
Dit doet de vraag rijzen of filosofie, als aparte discipline, eigenlijk wel nog een bestaansgrond heeft. Het is immers niet ondenkbaar dat, op een bepaald moment in de (verre) toekomst, de filosofie volledig in andere (vooral menswetenschappelijke) disciplines opgegaan zal zijn. Maar hoe waarschijnlijk is dit? Mogen we filosofie, zoals Stephen Hawking deed, dood verklaren, of zal ze altijd een speciale plek innemen?
Filosofie is... wat wetenschap nog niet kan
Vooraleer we ingaan op de vraag of filosofie als aparte discipline of vak een toekomst heeft, moeten we de vraag beantwoorden: wat is filosofie? Het zou filosofie niet zijn als de vraag naar wat filosofie is, een eenduidig antwoord had. Laten we toch even twee antwoorden op deze vraag vergelijken.
Profs Johan Braeckman en Etienne Vermeersch (UGent), in hun boek De rivier van Herakleitos: een eigenzinnige visie op de wijsbegeerte, definiëren filosofie als vragen stellen over zaken waarvoor we nog geen wetenschappelijke methode ontwikkeld hebben (p. 47). Een voorbeeld van een filosofische vraag is dan: “Kunnen wij de werkelijkheid kennen zoals ze is, los van onze ervaring?” Filosofie is volgens hen ook de zoektocht naar betrouwbare kennis (p. 9). Cruciaal in de filosofie is volgens hen dat beweringen met argumenten ondersteund worden, en nooit zomaar (dogmatisch) voor waar genomen worden. Dat heeft de filosofie gemeen met de wetenschappen.
Filosofie is echter niet hetzelfde als wetenschappen, omdat kennis niet via de wetenschappelijke methode en met experimenten verworven wordt, maar door te redeneren en te vergelijken. Het mooie aan Braeckman en Vermeersch’ definitie is dat hij helder en duidelijk is, en ik haal hem dan ook vaak aan als mensen vragen wat ik studeer en ik met ‘filosofie’ antwoord. Let op de woorden “nog geen wetenschappelijke methode” in deze definitie: hieruit zou je kunnen afleiden dat we ooit een punt zullen bereiken dat vrijwel alle vragen wel wetenschappelijk aangepakt kunnen worden, wat het einde van de filosofie zou zijn.
Filosofie is... wat wetenschap nooit zal kunnen
Een ander soort definitie vinden we in prof. Bart Vandenabeeles (UGent) boeiende boek Verbijstering, veelheid, verschil: fundamentele inzichten van actuele filosofen. Ook Vandenabeele definieert filosofie in onderscheid met de wetenschap. Filosofie draait volgens hem om de menselijke betekenissen en interpretatie. Filosofie gaat niet over wetenschappelijke verklaringen achter fenomenen. Vandenabeele gebruikt de menselijke seksualiteit om dit onderscheid te verhelderen.
De betekenis die de seksuele liefde voor ons heeft, kunnen we onmogelijk vatten in wetenschappelijk onderzoek over bijvoorbeeld de fysiologie van het orgasme. Menselijke seksualiteit heeft een betekenis die elke wetenschappelijke verklaring overstijgt. Op die manier ontdoet de wetenschap de seksualiteit van haar specifiek menselijke betekenis. (p. 21)
De objectiviteit van de filosofie is niet geringer dan die van de wetenschappen, maar in tegenstelling tot deze laatste richt de filosofie zich niet op de onderliggende structuren van de werkelijkheid, maar wat zich aan de oppervlakte bevindt: de manifeste levensvorm, waar water niet - zoals in de wetenschappelijke wereld - H2O is, maar wel nat, heerlijk verfrissend bij warm weer en symbolisch zuiverend bij het doopritueel. (p. 28)
Tumblr media
Dat geen enkel wetenschappelijk experiment ooit wat seks in iemands leven betekent kan bewijzen, lijkt me wel evident, net als het feit dat een beschrijving van de biochemie van de verliefdheid nooit kan vatten wat het betekent om op iemand verliefd te zijn. Als we van Vandenabeeles definitie uitgaan, kunnen we aannemen dat er altijd filosofie zal zijn, want de wetenschap zal de menselijke ervaring en betekenis nooit adequaat kunnen verwoorden.
Academische filosofie vs. gewoon ‘filosofie’
Vooraleer we echt ingaan op de vraag of filosofie als aparte discipline een toekomst heeft, moeten we enkele onderscheiden maken. Ten eerste maak ik een onderscheid tussen de (academische) filosofie als instituut enerzijds, en de filosofie als activiteit op zich anderzijds. Met dat eerste bedoel ik de faculteit filosofie aan universiteiten, en alle mensen en zaken die hiermee verbonden zijn (studenten, doctorandi, professoren, publicaties). Dat tweede verwijst naar de filosofie op zich, los van de universiteit. Filosofie is altijd en overal mogelijk en iedereen stelt zich wel eens een filosofische vraag. Veel belangrijke filosofen hadden trouwens niets of weinig met de universiteit te maken (René Descartes, Baruch Spinoza, Søren Kierkegaard, Karl Marx, ...).
Tumblr media
In ieder geval is het mogelijk dat de filosofie als discipline aan de universiteit ooit verdwijnt, zonder dat het filosoferen daarmee ophoudt. In dit artikel bedoel ik met filosofie echter zowel de academische filosofie als het filosoferen op zich.
Het steeds kleinere terrein van de filosofie
Laten we eerst even de verschillende takken van de filosofie (lees: van wat heden als filosofie beschouwd wordt) (zoals beschreven door Braeckman en Vermeersch), op een rijtje zetten:
De metafysica of ontologie: dit is de studie van alles wat er bestaat, wat het betekent om te zijn, waarom is er iets en niet niets? Ook de vraag naar wat een mens nu is (wijsgerige antropologie) en de vraag of God bestaat en zo ja, hoe Hij dan is (theologie) valt onder metafysica.
De kennisleer of epistemologie: dit is de studie van wat we kunnen weten en hoe. Ook de logica (het correct redeneren) valt hieronder.
De ethiek: dit is de studie van goed en kwaad, van het goede leven. Ook politiek (de samenleving organiseren) en esthetica (de studie van het schone, de kunst) kan je hier plaatsen.
Als we de geschiedenis van de filosofie en de wetenschap bestuderen, zien we dat veel onderwerpen die oorspronkelijk in de filosofie bestudeerd werden, nu bij andere (wetenschappelijke) disciplines hoorden. Zo hielden de presocratici en filosofen zoals Archimedes of Ptolemaios zich bezig met de aard van de kosmos, met techniek, met de beweging van voorwerpen enz. Toen zag men dat als filosofische kwesties, sinds de zeventiende eeuw horen ze thuis in de natuurwetenschappen: astronomie, ingenieurswetenschappen, fysica, ...
Braeckman en Vermeersch geven in hun boek aan dit ook voor andere disciplines geldt:
In de negentiende eeuw ontstonden mens- en cultuurwetenschappen; ook voor de problemen in verband met de mens zijn er nu specialisten. In onze eeuw verwijdert ook de logica zich van de filosofie (ze sluit meer aan bij de wiskunde) en velen menen dat alles wat vroeger onder de metafysica viel, ofwel bij de wetenschap hoort, ofwel een zinledige bezigheid is. Ook voor morele en politieke problemen bestaan nu wetenschappelijke (psychologische, sociologische) methodes, en hetzelfde geldt voor de wetenschapsfilosofie.
Het is dus niet ondenkbaar dat deze trend zich zal blijven doorzetten tot zowat elke filosofische vraag opgenomen is in (een) natuurwetenschap. Hier dienen we twee dingen op te merken.
1. Wetenschap kan toch nooit volledig betekenis in een menselijk leven beschrijven?
Deze kritiek heb ik al behandeld toen ik Bart Vandenabeeles definitie van de filosofie beschreef. Ik ben uiteraard akkoord met het feit dat wetenschappelijke experimenten en theorieën nooit specifiek menselijke betekenissen en ervaringen kunnen vervangen, of om het met Carl Sagan te zeggen:
But if by God one means the set of physical laws that govern the universe, then clearly there is such a God. This God is emotionally unsatisfying... it does not make much sense to pray to the law of gravity.
Het is echter maar de vraag of we echt een aparte discipline voor deze specifiek menselijke betekenissen nodig hebben. Kunst (met name film en literatuur) zou dit net zo goed kunnen, en misschien zelfs beter. Uiteraard, geen enkele wetenschappelijke beschrijving van wat er gebeurt wanneer het menselijk lichaam verbrandt zal ooit even veel inzicht brengen als pakweg Hannah Arendts boek On Totalitarianism. Aan de andere kant is het maar de vraag is of er ooit een filosofisch traktaat over de Shoa zal komen, dat evenveel impact heeft op het publiek als bv. de film Schindlers List. Welk filosofisch essay kan ooit even hard als die film duidelijk maken hoe onbeschrijfelijk verschrikkelijk die genocide wel was?
Tumblr media
En hoewel Roger Scrutons boek Sexual Desire ons ongetwijfeld meer leert over wat seksualiteit voor ons als mens betekent, dan beschrijvingen van de fysiologische reacties bij seksuele opwinding, kan je je evengoed de vraag stellen of Scrutons boek ooit een even diepe indruk kan nalaten als een sterk liefdesverhaal, zoals bv. in de film Call me by your Name. Het punt is: ja, wetenschap kan filosofie nooit volledig vervangen, maar waarom heb je per se filosofie, en geen kunst (of misschien zelfs religie) nodig, daar waar filosofie tekort schiet?
2. Het maakt toch wel uit hoe je iets noemt?
Aan het begin van dit inmiddels veel te lange artikel wees ik erop hoe bepaalde filosofische concepten bijna identiek zijn aan psychologische of andere wetenschappelijke concepten. Heeft het dan wel nog zin om hetzelfde fenomeen met twee verschillende termen te benoemen? Dat maakt alles toch nodeloos ingewikkeld?
Dit lijkt op het eerste zicht logisch, maar het is niet zeker of je dit volledig kan toepassen. De filosoof (jawel!) Ludwig Wittgenstein herinnerde ons allen eraan dat taal zeer sterk afhangt van de context en de spreker (het taalspel). En het is zeer evident dat het echt uitmaakt hoe je iets noemt: er is een groot verschil tussen ‘neger’ en ‘zwarte mens’, hoewel beide begrippen verwijzen naar een mens met een donkere huidskleur.
Tumblr media
Het verschil tussen deze twee termen komt neer op een subjectieve gevoelswaarde, die ook moreel geladen is. De reden waarom steeds meer mensen tegenwoordig ‘zwarte persoon’ in plaats van ‘neger’ zullen zeggen, is moreel: we doen dit uit respect voor onze zwarte medemens. Dus wellicht maakt het toch niet zoveel uit hoe je iets noemt, tenzij er ethiek en morele gevoelens aan te pas komen. En dat brengt ons bij de derde kritiek op de idee dat filosofie ooit volledig in andere disciplines zal opgaan:
3. Hoe ziet het met ethiek? Zal ook ethiek ooit ‘verwetenschappelijkt’ worden?
Als het van de neurowetenschapper Sam Harris afhangt in ieder geval wel. Hij schreef er een heel boek over, The Moral Landscape. In dat boek beargumenteert dat men via de wetenschap tot objectieve waarden van goed en kwaad kan komen. Het boek kreeg veel kritiek van filosofen over zich heen, vooral omdat het er niet in slaagt ernstig in dialoog te gaan met belangrijke filosofen en ethici.
Tumblr media
Zelf ben ik eerder geneigd te denken dat we echter nooit uit wetenschappelijk onderzoek kunnen afleiden wat het goede handelen is en al zeker niet waarom we goed moeten handelen. Ethiek zal altijd een kwestie van menselijke afspraken zijn, die over de tijd heen verandert. Er bestaan verschillende ethische theorieën, ze hebben allen voordelen en nadelen, maar geen enkele zal ooit het laatste woord hebben. Precies daarom dat volgens mij, de ethiek, in tegenstelling tot de filosofie, wel een toekomst heeft als apart, academisch vakdomein. (David Hume wees er als eerste op dat we uit hoe de situatie is niet kunnen afleiden hoe de situatie zou moeten zijn - dit is de is-ought-distinction of wet van Hume.)
Tenslotte moet ik vermelden dat de ethiek in feite nog nooit zo belangrijk was. Door de secularisering van de maatschappij zitten steeds meer mensen met vragen over hoe ze nu moeten leven, en de vraag naar het goede leven is een ethische vraag bij uitstek, met filosofen als Epicurus (epicuristen) en Marcus Aurelius (stoïcijnen) als vroege voorbeelden. Er is een explosie aan zelfhulpboeken, en mensen zoals Dirk De Wachter, die blijven herhalen dat het goede leven bestaat uit een aanvaarding van een beetje lijden en het helpen van anderen, zijn nog nooit zo populair geweest.
Tumblr media
(illustratie Jeroen Murré)
De louter ‘metafysische’ filosofische vragen, die toch nooit beantwoord kunnen worden, vormen volgens mij niet genoeg inhoud om er een volledig aparte academische discipline aan te wijden. Nu is het in principe wel mogelijk om ethiek als onderdeel van de filosofie te zien, maar dat is zinloos, want dan zou filosofie een verzameling zijn met slechts één onderdeel, namelijk de ethiek. Dan hou je het beter simpel en spreek je gewoon van ethiek.
Conclusie
In de geschiedenis van de mensheid zijn steeds meer filosofische vragen opgenomen in de wetenschappen: eerst de natuurwetenschappen (fysica, chemie, biologie, techniek, astronomie, ...), later de menswetenschappen (psychologie, sociologie, antropologie, politicologie, ...). De resterende, onbeantwoordbare metafysische vragen zijn te ‘leeg’ om er een aparte discipline aan te wijden. Vraag is dan wat er nog overblijft van de filosofie. Volgens mij is het antwoord: de ethiek.
Ethiek kan immers nooit (volledig) vervangen worden door wetenschap, en de vraag naar het goede leven zal altijd relevant blijven. In de toekomst zal het belang van ethiek tegenover andere takken van de filosofie wellicht zodanig toenemen, dat we enkel nog over ethiek en niet over filosofie zullen spreken, of toch minder.
Disclaimer!
Dit artikel is absoluut geen oproep om filosofieopleidingen op te schorten, of om niet meer geïnteresseerd te zijn in wat historische filosofen gezegd hebben. Integendeel, een vak over de geschiedenis van de filosofie in elke hogere opleiding, dat zou ik fantastisch vinden. Door de geschiedenis van de filosofie te bestuderen merk je dat zaken waar je zelf mee bezig was ook mensen van 2500 jaar geleden boeiden.
Ik uit met dit artikel enkel het vermoeden dat er te weinig van de filosofie overblijft om het als een aparte discipline te zien (in de zin van ‘Ik ben filosoof van opleiding’), terwijl dat niet van ethiek gezegd kan worden.
0 notes
maximvandaele · 5 years
Text
Over cynisme, nihilisme en existentialisme
Aan de campus Letteren en Wijsbegeerte in Gent is het heel tof. De mensen zijn er heel aangenaam en open van geest. Iets wat ik wel vrij vaak aantref, zijn mensen die een of meer van deze platitudes aanhangen, waarin ik een soort brouwsel van cynisme, nihilisme en existentialisme zie (een platitude is ‘een platte of afgezaagde zinsnede’, laten we zeggen een veredelde dooddoener).
Tumblr media
‘We leven maar eventjes en sterven dan en zijn voorgoed weg’
‘We hebben geen plicht om zorg te dragen voor de planeet, want uiteindelijk sterft alles toch en zelfs zonder de mensheid brandt de aarde over vijf miljard jaar op in de zon’
‘Uiteindelijk is alles zinloos want we gaan toch allemaal dood’
‘We leven in een onverschillig universum dat noch vijandig, noch vriendelijk is’
‘Het universum in zijn geheel is misschien zinloos maar we kunnen tenminste zin geven aan ons eigen, persoonlijke leven’
Hoe meer ik hierover nadenk, hoe meer ik tot de conclusie kom, dat dit abstracties zijn die niets met de dagdagelijkse menselijke ervaring te maken hebben. Hoogstens komen ze naar boven tijdens een melancholische bui (bij de ene al vaker dan bij de andere), maar dan zeggen ze eigenlijk meer over onze gemoedstoestand dan over de aard van de wereld en het zijn.
Ik zal mezelf nog even verduidelijken. Stel je voor: je bent een ambitieuze atleet, die jarenlang getraind is in het hardlopen. Op een dag mag je deelnemen aan de Olympische Spelen. Heel je familie kijkt vol bewondering toe, je voelt je onoverwinnelijk. Als bij mirakel win je uiteindelijk een gouden medaille. Als je daar dan staat met die medaille, zou er ook maar één haar op je hoofd zijn dat denkt: ‘Nou, dit is allemaal leuk en wel, maar het heeft geen enkele zin, want over 50 jaar ben ik toch dood en zal iedereen dit moment weer vergeten zijn.’
Nog iets: stel je voor, je wordt voor het eerst in je leven vader of moeder. Na een spannende periode en een nerveuze geboorte ben je ontzettend opgelucht dat het kind veilig en wel geboren is, en gezond is, en je hem of haar lief kan hebben. Denk je op het moment van de geboorte van je kind ook maar in de verste verte dat het uiteindelijk toch zinloos is, want ooit zullen jij en dat kind dood zijn?
Tumblr media
Het hoeft ook niet zo uitzonderlijk, heus niet. Ook tijdens een wandeling in de zon, in het bos, kan je zo genieten van de natuur, dat je je volledig voelt opgaan in het moment. Of wanneer je heerlijke koffie drinkt. Of je geliefde zoent. Op zulke momenten zul je nooit denken als: ‘Mooi, mooi, leuke natuur hier, maar zelfs die zal ooit vergaan, net als ik, mijn vrouw, kinderen en al mijn vrienden.’ Neen, op dat moment geniet je gewoon van die natuur, en is het hele universum een zinvol geheel.
Mijn punt is...
... dat overtuigingen zoals ‘het leven is zinloos want we gaan toch ooit dood en het universum geeft er niet om’ niets ter zake doen in het dagdagelijkse menselijke leven. Mijn stelling is: de wereld heeft wel degelijk zin, want de wereld (onze ervaringswereld) is het enige wat we kunnen ervaren, en in de wereld ervaren wij zin, betekenis. (cf. Kants ‘noumenale wereld’, Heideggers in-der-Welt-sein) Maar ik moet mezelf wel wat verduidelijken. Het is nog niet omdat ons bestaan tijdelijk is en omdat  we lijden dat het leven / de wereld zinloos is.
Een wakkere lezer zal wellicht al gedacht hebben: ja, maar hoe zit het dan met kindjes met kanker, met oorlogsslachtoffers in Syrië of joden in de Holocaust? Moeten zij het leven dan zinvol vinden? Hier kom ik later op terug.
Wat is de zin van zinloos/zinvolheid?
Dit alles komt volgens mij neer op een eenvoudig definitieprobleem. Het probleem is dat we niet dezelfde definitie van ‘zinvol’ en ‘zinloos’ hanteren. In het openingscollege van Johan Braeckmans (UGent) vak Historisch overzicht van de wijsbegeerte bijvoorbeeld, maakt Braeckman een scherp onderscheid tussen de zinloosheid van het universum als geheel en de zinvolheid van ons eigen, persoonlijk leven dat we zelf kunnen invullen. Vragen zoals ‘Wat is de zin van het leven?’ worden afgedaan als pseudo-vragen, en eigenlijk wordt de hele zin-vraag een beetje onder de bank geschoven als irrelevant in zijn cursus en het handboek. Braeckman ziet de geschiedenis van de filosofie immers als de zoektocht naar betrouwbare kennis. Dit is volgens mij een leegte die ingevuld wordt door Bart Vandenabeeles Geschiedenis van de hedendaagse wijsbegeerte - waarin de vraag naar betekenis en ervaring wel gesteld wordt.
Laten we even kijken wat Johan Braeckman en Etienne Vermeersch precies schrijven in hun interessante boek De rivier van Herakleitos. Op pagina 36, hoofdstuk ‘Het probeem van het lijden van de goede mens’, maken ze onderscheid tussen twee vormen van lijden:
Lijden dat zinvol is, omdat het ‘in bepaalde situaties vanuit een biologisch oogpunt voordelen biedt. Men onderscheidt spontaan goed van slecht voedsel, pijnreacties leiden tot handelingen die het lichaam beschermen, bepaalde lustgevoelens bevorderen de procreatie.’
Lijden dat zinloos is, want het is ‘volkomen nutteloos’. Verder schrijven ze: ‘Het lijden heeft in sommige gevallen een nuttige functie en in andere gevallen niet. Zo is dat nu eenmaal. [...]’
Samengevat stellen Braeckman en Vermeersch dat lijden zinvol is als het een functie heeft (bv. het lichaam beschermen), en zinloos als dat niet het geval is (bv. een terminale ziekte). Verder schrijven ze:
Het probleem is dat daar [de reïncarnatiegedachte of een eeuwige beloning of straf] nooit enig bewijs voor geleverd is [...] Een ‘rechtvaardige’ God die pijnigt zonder enige voorgaande schuld, handelt in strijd met zichzelf. Mede om die reden is de aanvaarding van een ‘onverschillige’ wereld waarin lijden soms een functie heeft, maar soms helemaal niet, meer bevredigend dan de gedachte aan een ‘God’ die bedoeld was om het lijden zin te geven maar die in feite verantwoordelijk blijkt voor zinloos lijden.
Volgens mij is deze passage problematisch, want ze maakt een vals onderscheid: ofwel geloof je in een antropomorfe, middeleeuwse god die de goeden beloont en de kwaden straft, ofwel geloof je in een atheïstisch-existentialistisch onverschillig universum. Maar hier ga ik nu niet verder op in.
Waarom zinvol niet (altijd) gelijk staat aan nuttig
Veel belangrijker is het problematisch onderscheid tussen ‘zinvol’ en ‘zinloos’ lijden - dat gelijkgesteld wordt met respectievelijk ‘lijden met een functie’ en ‘lijden zonder functie, zonder doel’. Dit is wel begrijpelijk, omdat ‘zinloos’ in het Van Dale-woordenboek inderdaad gedefinieerd wordt als ‘zonder betekenis of nut’. Toch is het problematisch om ‘zinvol’ met ‘nuttig’ gelijk te stellen. (Sinds wanneer vormt ‘Zo is dat nu eenmaal’ trouwens een goed filosofisch argument?)
Ten eerste zijn er veel dingen die geen onmiddellijk praktisch nut dienen, maar wel als zinvol ervaren worden: denk maar aan onderwijs, doneren aan een goed doel, vrijwilligerswerk, kunst, schoonheid, religie en ethiek. In principe kunnen we perfect overleven zonder deze zaken, maar toch doen we ze, en ervaren we dit als zinvol.
Omgekeerd zijn er talloze dingen denkbaar die wel nuttig zijn, maar niet als zinvol ervaren worden. Als je bijvoorbeeld (à la Charlie Chaplins Modern Times) de hele dag een vijs moet indraaien aan de lopende band, dan is dit werk nuttig in de zin dat je er geld mee verdient zodat je eten en dergelijke kan kopen, en nuttig in de zin dat je het bedrijf rijk helpt te maken, maar het wordt door jou als totaal zinloos ervaren.
Waarom worden sommige ‘nutteloze’ activiteiten dan als zinvol ervaren, en sommige ‘nuttige’ activiteiten als zinloos? Dit is de essentie: omdat de als zinvol ervaren activiteiten betekenisvol zijn: we ervaren er betekenis in, het laat ons niet onverschillig, we voelen emoties, we voelen dat we onszelf en/of anderen een gunst doen, dat we ze helpen. (zie ook: intentionaliteit van Franz Brentano.)
Dit staat eigenlijk nog los van de vraag of de ervaren betekenis positief of negatief is. En nu kom ik terug op het probleem van het lijden: hoe kan het lijden van een kind met kanker nu ooit als zinvol ervaren worden? Als we de (problematische, zie boven) definitie van ‘zinvol’ als ‘nuttig, met een functie’ hanteren, is dit lijden uiteraard zinloos. Maar als we de (betere) definitie van ‘zinvol’ als ‘betekenisvol, het laat ons niet onverschillig’ hanteren: dan is lijden wel ‘zinvol’ - want het lijden zou pas echt zinloos zijn als het ons onverschillig zou laten, als we bijvoorbeeld totaal onverschillig zouden blijven bij het verlies of lijden van dierbaren.
Ook wil ik ook nog opmerken dat veel mensen de tijdelijkheid van het bestaan opvatten als extra reden om het als zinloos te zien. Maar ook het feit dat iets tijdelijk is betekent niet automatisch dat het zinloos is - volgens velen is het juist de tijdelijkheid van het leven die er zin aan geeft, want een eeuwig leven zou pas moeilijk zijn. Denk ook even terug aan de afbeelding van wolken bovenaan het artikel. Wolken zijn tijdelijk en altijd veranderlijk, maar dat neemt niet weg dat we ze prachtig kunnen vinden.
Tenslotte wil ik ook opmerken dat het onderscheid tussen ons zogezegd zinvolle persoonlijk leven enerzijds, tegenover het kille, onverschillige, zinloze universum anderzijds compleet, welja, nutteloos is: het sluit immers totaal niet aan bij de menselijke ervaring. Het is een product van pure rede die niets met de echte wereld te maken heeft. Het impliceert immers dat we enerzijds een leven als mens hebben, en anderzijds eentje als geest die door een leeg en levenloos universum rondwaart - onzin natuurlijk. Wij kunnen slechts deze ene zinvolle wereld ervaren, hieruit volgt dat de wereld zinvol is, want een zinloze wereld kunnen wij zelfs niet ervaren.
Opmerking 1: hieraan moet ik toevoegen dat ik hier zeer schatplichtig ben aan de 17de eeuwse filosoof Immanuel Kant, die voor het eerst het onderscheid tussen onze zintuiglijke ervaring van de wereld (de fenomenale wereld) en de wereld zoals die los van onze ervaring is (de noumenale wereld), grondig uitwerkte.
Opmerking 2: Ik ga niet langer helemaal akkoord met de inhoud van de bovenstaande alinea. We kunnen immers wel degelijk zinnige uitspraken doen over het universum los van onze ervaring, bv. “Het universum is 13,7 miljard jaar oud en bevat minstens 10 miljard sterrenstelsels.”
Iemand die in een depressieve bui is, zou kunnen stellen dat, gezien het meeste lijden zinloos (functieloos) is, en er zo veel lijden in de wereld is, we kunnen concluderen dat de wereld als geheel zinloos is. Vaak wordt de tijdelijkheid van alles toegevoegd als argument voor dit nihilisme. Maar, met de nieuwe definitie van ‘zinvol’ indachte: uit het feit dat er lijden (en zelfs extreem lijden) in de wereld is, en uit het feit dat alles tijdelijk is, volgt niet dat de wereld zinloos is - hierin definieer ik ‘de wereld’ als de subjectieve wereld van de mens (cf. Kants ‘noumenale wereld’, Heideggers in-der-Welt-sein) - dit is immers de enige wereld die we kunnen ervaren. Wij kunnen dus niet zeggen dat het universum, als je het los van onze ervaring bekijkt, een zinloos universum is, omdat wij zelfs helemaal geen toegang tot dat ‘universum los van onze ervaring’ hebben (we zitten altijd ‘gevangen’ in onze zintuiglijke ervaring).
Een uitspraak als ‘het universum [los van onze ervaring] is onverschillig tegenover ons’ is al even onzinnig als bijvoorbeeld ‘het leven in de hemel heeft geen zin’ of ‘het is mooi weer vandaag in het Walhalla’: wij hebben immers geen toegang tot het universum los van onze zintuiglijke ervaring, evenmin hebben we zintuiglijke toegang tot eventueel een hiernamaals of andere dimensies. Daarom kunnen wij daar geen zinnige uitspraken over doen. (Sowieso is een uitspraak als ‘het universum is onverschillig’ problematisch, omdat we hiermee menselijke kenmerken toekennen aan iets niet-menselijks. Het is een beetje alsof je zou zeggen: ‘deze steen is boos op mij’ of ‘mijn boom is vrolijk vandaag’ - literair misschien leuk, maar het bevat geen waarheidswaarde.)
Conclusie
Nogmaals mijn conclusie opgesomd:
Zinvol is niet (altijd) gelijk aan nuttig. Zinvol is eerst en vooral gelijk aan betekenisvol, iets dat je niet onverschillig laat. Daarom definiëren we ‘zinvol’ als ‘betekenis hebbend’.
Het leven kan zowel verschrikkelijk als zeer aangenaam zijn, maar het is nooit zinloos: het heeft altijd een betekenis; we worden nooit totaal onverschillig, of het nu positief of negatief is.
Uit het feit dat iets tijdelijk is volgt niet dat het zinloos is.
Wij hebben enkel toegang tot onze menselijke belevingswereld, niet tot een of ander kil, onverschillig universum dat hier los van staat. (in-der-Welt-sein).
OPMERKING: van dit punt ben ik later teruggekomen. We kunnen immers wel degelijk zinnige uitspraken doen over het universum los van onze ervaring, bv. “Het universum is 13,7 miljard jaar oud en bevat minstens 10 miljard sterrenstelsels.”
Het leven is tijdelijk en bevat lijden, maar uit (1) en (3) volgt dat het niet zinloos is, en uit (4) volgt dat het onnozel is om een onderscheid te maken tussen een zinvol persoonlijk leven en een zinloos universum (zoals o.a. Braeckman en Vermeersch dat doen).
0 notes