Alles moet wijken voor ’wensnatuur’
Door LEON DE WINTER
In het Kamerdebat van dinsdag sprak Caroline van der Plas over de term ’wensnatuur’. Dat is natuur die nu nog niet bestaat maar gewenst is door de elites. Caroline noemde een specifiek gebied bij de Veluwe dat nu een bos is. Maar dat bos moet wijken voor ’wensnatuur’.
Die wensnatuur heeft weinig te maken met de natuur die in Nederland bestaan heeft. Niks in Nederland is er van nature, behalve zeewater en de modder en steentjes waarmee de grote rivieren, die vanuit het zuiden in ons land samenkomen, de delta maken. Als we terug naar natuurlijke natuur willen, moeten we de Deltawerken opblazen, de Afsluitdijk en alle andere dijken doorsteken, en naar België en Duitsland vluchten, waar we ons eventueel kunnen melden als asielzoekers op de vlucht voor het water. Volgens de natuurwensers moeten we dat water niet willen tegenhouden omdat we de natuur niet willen belemmeren, of omdat we ruimte willen maken voor ’wensnatuur’.
Er is niets natuurlijkers voor ons deel van de wereld om onder te lopen wanneer er zware zuidwesterstormen staan. De Deltawerken zijn een majesteitelijk waterbouwkundig monument tégen de natuur. We zijn ooit bereid geweest de Zeeuwse eilanden te beschermen, en daarvoor zijn er werken uitgevoerd die hun weerga niet kennen.
Twaalfde eeuw
De gehele waterhuishouding van Nederland is net zo bijzonder. Die is sinds de twaalfde eeuw ontstaan om land geschikt te maken voor landbouw en veeteelt, en onze noeste landwerkers hebben die landerijen generatie na generatie optimaal benut en onze rivierdelta veranderd in de meeste effectieve landbouwgrond ter wereld. En in plaats van de landwerkers toe te juichen en hun werk de hemel in te prijzen beweren onze elites nu dat de landwerkers minder belangrijk zijn dan ’wensnatuurgebieden’.
Het is onmogelijk om in een land dat zo fundamenteel door mensen is gemaakt als de Nederlanden te spreken van natuurlijke natuur, tenzij je mijn overdrijving over het doorsteken van de dijken gaat uitvoeren. We kunnen niet meer terug naar hoe de delta vóór het aanleggen van de dijken eruitzag: het was een gebied waar de grillen van de rivieren en van de zee heersten. Alles wat momenteel bij ons groeit, is het resultaat van keuzes over de balans tussen landbouw-, leef-, vrijetijds- en industriegebieden. Daar komt dus nu een nieuw element bij: ’wensgebieden’. Daaraan moet de hele ruimtelijke indeling ondergeschikt gemaakt worden.
Onafgebroken hoorde ik dinsdag Kamergehamer op de gedachte dat het slecht gaat met de natuur. En dat is volstrekte onzin. Het gaat uitstekend met de natuur in Nederland. Het Veluwse bos dat moet wijken voor ’wensnatuur’ groeit en bloeit mede dankzij stikstof, en het mooie is dat die bosbomen CO2 eten. Waar gaat het wel slecht mee? Het gaat slecht met de ’wensnatuur’. Dus moeten de bossen weg en moeten er schrale gronden worden aangelegd voor bedreigde plantjes.
"Natuurlijk zit er iets anders achter de stikstofproblematiek"
Natuurlijk zit er iets anders achter de stikstofproblematiek. Het instellen van de suprematie van ’wensnatuur’ – de Natura 2000-gebieden – is een radicaal middel dat gebruikmaakt van het artificiële stikstofprobleem om iets anders te bereiken: de ’grote verbouwing van Nederland’, zoals minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) het noemde. Het NRCgaf in een artikel van 25 juli jl. aan dat landbouw beperkt moet worden tot Zeeland, noordelijk Noord-Holland, Friesland, Groningen, en Flevoland. De landbouwactiviteiten elders moeten worden afgebouwd. Heel Nederland moet op de schop, de steden moeten van de auto worden bevrijd, alles moet klimaatneutraal, mobiliteit wordt een schaarste-product, we zullen allemaal vleesloos gaan eten, want er zijn nauwelijks slachtdieren meer.
Dat de elites over deze plannen zo weinig onthullen, is veelzeggend: miljoenen burgers zullen zich verzetten tegen dergelijke diepgravende ingrepen in hun leefwijze. Teneinde dat verzet te beperken worden er dogma’s in het leven geroepen die als onaanraakbaar worden gepresenteerd: de ’science is settled’. Stikstof is een kolossaal probleem, wordt gesteld, en wie twijfelt aan de problematiek is een smerige stikstofontkenner.
Klimaatontkenner
Wie de menselijke maat van klimaatverandering ter discussie stelt, zoals oud-PvdA-kamerlid Jules de Waart deze week in De Telegraaf deed, is een gore klimaatontkenner die de toekomst van de mensheid op het spel zet. De dogma’s mogen niet onderwerp van kritiek worden omdat ze essentieel zijn bij het bespelen van de burger, die doordrongen moet raken van de stikstofcrisis en de klimaatcrisis, ofwel crises die hem moeten opjagen naar een groene utopie.
De herindeling van de ruimte betekent per definitie een culturele en sociaal-economische revolutie die alle facetten van het bestaan zal aanraken. Het samenleven, sinds de vroege Middeleeuwen organisch voortgekomen uit de tweedeling stad-platteland, zal van karakter veranderen. Het lijkt erop dat Nederland in een megastad met ’wensnatuur’ en beperkte landbouw getransformeerd moet worden. Tegenstand van de burger kan worden overwonnen met dogma’s, meewerkende media, en, heimelijk, zoals steeds duidelijker wordt, scherpe controle op dissidenten en dwarsliggers.
Ik heb het hier eerder opgemerkt: ik moet paranoïde zijn, want zo doortrapt zijn onze elites niet. Zij zijn altijd eerlijk en transparant, zeggen ze zelf.
1 note
·
View note
Woonbegrippen op het niveau van de wet
Woning
Artikel 1 lid 3 Woningwet: Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt mede verstaan onder:
woning: afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd, met het daarbij behorende deel van de grond.
Artikel 1 Wet geluidhinder: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Woning: gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet;
Artikel 1 sub a Leegstandwet: Voor de toepassing van deze wet met uitzondering van de artikelen 4, 8, 9 en 19 wordt verstaan onder:
a. woning: een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, die een zelfstandige woongelegenheid vormt;
Artikel 3 lid 6 Participatiewet: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning mede verstaan een woonwagen of een woonschip.
Artikel 1 lid 1 sub s Wet bevordering eigenwoningbezit: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
s. woning: gebouwde onroerende zaak voor zover deze bestemd is om als zelfstandige woonruimte te worden gebruikt alsmede de onroerende aanhorigheden.
Artikel 3.16 lid 12 Wet inkomstenbelasting 2001: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede de aanhorigheden van een schip of woonwagen.
Artikel 3.19 lid 5 sub a en b Wet inkomstenbelasting 2001:
Voor de toepassing van dit artikel:
a. wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag;
b. blijft onder woning begrepen een werkruimte waarvan de kosten en lasten, indien die werkruimte niet tot het ondernemingsvermogen zou behoren, ingevolge artikel 3.16, eerste lid, niet in aftrek zouden komen.
Artikel 3.93 lid 3 Wet inkomstenbelasting 2001: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede de aanhorigheden van een woning, schip of woonwagen.
Artikel 3.111 lid 1 Wet inkomstenbelasting 2001: In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder eigen woning: een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, of een gedeelte van een gebouw, een schip of een woonwagen, met de daartoe behorende aanhorigheden, voorzover dat de belastingplichtige of personen die behoren tot zijn huishouden anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van:
a. eigendom, waaronder begrepen economische eigendom, of een recht van lidmaatschap van een coöperatie, indien met betrekking tot die woning de belastingplichtige of zijn partner de voordelen geniet, de kosten en lasten op de belastingplichtige of zijn partner drukken en de waardeverandering de belastingplichtige of zijn partner grotendeels aangaat;
b. een recht van vruchtgebruik, een recht van bewoning of een recht van gebruik dat de belastingplichtige krachtens erfrecht heeft verkregen, indien met betrekking tot die woning de belastingplichtige de voordelen geniet en de kosten en lasten op hem drukken.
Artikel 13 lid 5 en lid 6 Wet op de Watersnoodschade 1953:
6. Voor de toepassing van artikel 12 en van de vorige leden wordt verstaan onder woning: een pand, een gedeelte van een pand of een geheel van panden, bestemd voor bewoning door één gezin. In de genoemde bepalingen wordt verstaan onder bedrijfspand: een pand, een gedeelte van een pand of een geheel van panden, dienende voor de uitoefening van een bedrijf of van een zelfstandig beroep.
Artikel 1 sub k Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
k. woning: een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden;
Artikel 10 lid 2 Wet op de vennootschapsbelasting 1969: Voor de toepassing van dit artikel wordt onder woning mede verstaan: een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag, alsmede de aanhorigheden van een woning, schip of woonwagen.
Artikel 1 lid 1 sub b Wet op het overleg huurders verhuurder: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. woongelegenheid:
1°. woning;
2°. standplaats als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet op de huurtoeslag; en
3°. woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de Wet op de huurtoeslag;
Woonruimte
Artikel 7:233 BW: Onder woonruimte wordt verstaan een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige dan wel niet zelfstandige woning is verhuurd, dan wel een woonwagen of een standplaats, alsmede de onroerende aanhorigheden.
Artikel 1 lid 1 sub j Huisvestingswet 2014: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
j. woonruimte:
1° besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, en
2° standplaats.
Artikel 116 sub b Waterschapswet: Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
Artikel 7.1 lid 1 Waterwet: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven.
Artikel 6a Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte: In deze paragraaf wordt onder woonruimte verstaan:
a. een tot bewoning bestemde gebouwde onroerende zaak die een zelfstandige woning vormt, of een tot zelfstandige of onzelfstandige bewoning bestemd gedeelte van een gebouwde onroerende zaak, met inbegrip van de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimte;
b. een woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
c. een woonschip, zijnde een schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning;
d. een tot bewoning bestemd verblijf van een binnenschip.
Huurprijs
Artikel 7:237 lid 2 BW: Onder huurprijs wordt verstaan de prijs die is verschuldigd voor het enkele gebruik van de woonruimte.
Artikel 1 lid 2 sub a Huisvestingswet 2014: Indien de gemeenteraad bij de aanwijzing van categorieën woonruimte op grond van artikel 7 gebruik maakt van huurprijsgrenzen of koopprijsgrenzen wordt verstaan onder:
a. huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand;
Artikel 1 sub d Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
d. huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woning;
Artikel 1 lid 1 Woningwet: Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
huurprijs: prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woongelegenheid, uitgedrukt in een bedrag per maand;
Woonwagen
Artikel 7:235 BW: Onder woonwagen wordt verstaan een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.
Artikel 3 lid 6 Participatiewet: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning mede verstaan een woonwagen of een woonschip.
Artikel 6a sub b Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte: In deze paragraaf wordt onder woonruimte verstaan:
b. een woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
Artikel 1 sub l Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
I. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 1 lid 1 Woningwet: Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: woongelegenheid:
b. woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, en
c. standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Servicekosten
Artikel 7:237 lid 3 BW: In deze afdeling wordt verstaan onder kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter: de vergoeding in verband met de levering van elektriciteit, gas en water voor het verbruik in het woonruimtegedeelte van het gehuurde op basis van een zich in dat gedeelte bevindende individuele meter. Onder servicekosten wordt verstaan de vergoeding voor de overige zaken en diensten die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen zaken en diensten worden aangewezen waarvoor de vergoeding moet worden aangemerkt als servicekosten.
Artikel 5 lid 3 Wet op de huurtoeslag: Als servicekosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a. kosten voor het in bedrijf zijn van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties, en van verlichting van door de huurder met anderen gemeenschappelijk gebruikte ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
b. schoonmaakkosten van de lift en andere gemeenschappelijke ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
c. de kosten voor de diensten van een huismeester, met een maximum van € 12 per maand;
d. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten, met een maximum van € 12 per maand.
Standplaats
Artikel 7:236 BW: Onder standplaats wordt verstaan een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Artikel 1 lid 1 sub e Huisvestingswet 2014: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
e. standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
Artikel 1 lid 1 sub j Huisvestingswet 2014: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
j. woonruimte:
1° besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden, en
2° standplaats.
Artikel 1 sub p Wet basisregistraties adressen en gebouwen: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
p. standplaats: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen terrein of gedeelte daarvan dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte ruimte;
Artikel 24 leden 1 en 2 Wet basisregistraties adressen en gebouwen:
1. De gebouwenregistratie bevat de volgende authentieke gegevens met betrekking tot standplaatsen:
a. de identificatiecode van de standplaats;
b. de identificatiecode of de identificatiecodes van de nummeraanduiding respectievelijk de nummeraanduidingen die onderdeel is respectievelijk zijn van het aan de standplaats toegekende hoofdadres en de aanwezige nevenadressen;
c. de geometrie van de standplaats, en
d. een aanduiding waaruit de actuele dan wel de historische status van de standplaats blijkt.
2. De gebouwenregistratie bevat de volgende niet-authentieke gegevens met betrekking tot standplaatsen:
a. de aanduiding dat de opneming in de gebouwenregistratie is gebaseerd op een proces-verbaal als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, indien dit het geval is;
b. de aantekening «in onderzoek», indien toepassing is gegeven aan artikel 39, tweede lid, of 41, tweede lid;
c. de ingangsdatum en in voorkomende gevallen de einddatum van de geldigheid van een bepaalde combinatie van gegevens over de standplaats, en
d. de dagtekening en het inschrijfnummer van het brondocument dat ten grondslag ligt aan de opneming, een wijziging of het niet langer geldig zijn van gegevens ten aanzien van de standplaats.
Artikel 1 sub j en sub l Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
j. standplaats: kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
l. woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 1 lid 1 sub b Wet op het overleg huurders verhuurder: In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. woongelegenheid:
1°. woning;
2°. standplaats als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet op de huurtoeslag; en
3°. woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de Wet op de huurtoeslag;
Artikel 1 lid 1 Woningwet: Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder: woongelegenheid:
(…) en
c. standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Zelfstandig woning
Artikel 7:234 BW: Onder zelfstandige woning wordt verstaan de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.
Gezamenlijke huishouding
Artikel 1 lid 4 en lid 5 Algemene Ouderdomswet:
4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
Artikel 1:3 lid 2 Wet arbeid en zorg: Voor de toepassing van deze wet is sprake van ongehuwd samenwonen als twee ongehuwde personen een gezamenlijke huishouding voeren. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in de eerste volzin is sprake indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding danwel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.
Artikel 2a lid 3 Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945: Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het eerste lid kan slechts sprake zijn indien twee personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onze Minister kan nadere regels stellen voor de toepassing van de eerste volzin.
Artikel 1a Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945: Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het tweede lid kan slechts sprake zijn indien twee personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Onze Minister kan nadere regels stellen voor de toepassing van de eerste volzin
Rekenhuur
Artikel 5 lid 1 Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder rekenhuur: de huurprijs die de huurder per maand is verschuldigd, of, als dat lager is dan de huurprijs, een bedrag dat gelijk is aan de maximale huurprijsgrens, bedoeld in de krachtens de artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte daarover gestelde regels, vermeerderd met:
a. een bedrag voor door de huurder verschuldigde servicekosten, en
b. in geval van huur van een woonwagen zonder eigen aandrijving het bedrag dat verschuldigd is voor de huur van de standplaats.
Huurtoeslag
Artikel 1 sub e Wet op de huurtoeslag: In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder:
e. huurtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning;
(Artikel 2 lid 1 sub h Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen: In deze wet en de daarop berustende bepalingen, alsmede in inkomensafhankelijke regelingen, wordt verstaan onder:
h. tegemoetkoming: een financiële bijdrage van het Rijk op grond van een inkomensafhankelijke regeling;)
(Grens) verhuurderheffing
Artikel 1.1 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II: Onder de naam verhuurderheffing wordt een belasting geheven van de in artikel 1.4 bedoelde belastingplichtigen.
Artikel 1.4 Wet maatregelen woningmarkt 2014 II: Belastingplichtig voor de verhuurderheffing is de natuurlijke persoon, de rechtspersoon of de groep die bij aanvang van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan tien huurwoningen.
Artikel 1.2 lid 2 sub a Wet maatregelen woningmarkt 2014 II: In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. heffingsvermindering: vermindering van de verhuurderheffing op grond van een definitieve investeringsverklaring;
Huurcommissie
Artikel 3a Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte:(Externe link)
1.Er is een huurcommissie.
2.De huurcommissie bestaat uit een bestuur en minimaal vier en maximaal tien zittingsvoorzitters. Daarnaast bestaat de huurcommissie uit zittingsleden uit de kring van huurders onderscheidenlijk de kring van verhuurders. Voor de behandeling van geschillen als bedoeld in artikel 4a kunnen ook personen van buiten de kring van huurders onderscheidenlijk de kring van verhuurders zittingslid zijn. Het bestuur bestaat uit een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.
3.Het bestuur en de zittingsvoorzitters hebben tot taak binnen de huurcommissie de eenheid en de kwaliteit van de uitspraken, adviezen en verklaringen te bevorderen. Zij kunnen met het oog hierop regels stellen. Bij de uitvoering van deze taak treden zij niet in de procesrechtelijke behandeling van, de inhoudelijke beoordeling van alsmede de beslissing in een concrete zaak.
4.Indien ten aanzien van het stellen van de regels, bedoeld in het derde lid, tussen het bestuur enerzijds en de zittingsvoorzitters gezamenlijk anderzijds een verschil van mening bestaat, beslist het bestuur. Indien binnen het bestuur een verschil van mening bestaat, beslist de voorzitter. Indien binnen de kring van zittingsvoorzitters een verschil van mening bestaat, wordt onderling bij meerderheid van stemmen beslist, waarbij bij een staking van de stemmen binnen die kring het bestuur beslist.
5.In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, heeft het bestuur, in plaats van het zelfstandig bestuursorgaan, de bevoegdheden en taken die zijn genoemd in dat artikel.
0 notes