#THE GIRLIES and acht

[nerissalmao]

The Sexualization of Octolings

Hey y’all! My friend Ray suggested this lil thread essay post whatever it’s called, and I figured it would make perfect sense to do. I’ve never really made an in-depth Splatoon post before, but I’m not afraid to try. Today’s topic is.. the sexualization of Octolings.

We all know Octolings. We all think they’re cute and fun and cool, but they’re just so.. you know.. sexy. That’s not a bad thing, but it seems like it’s their whole entire species which is literally sexualized and shown in midriff-baring, skimpy outfits. I mean, come on guys. When Callie, the most wholesome Inkling around, briefly joins the Octo Party, she’s suddenly turned into the hottest dominatrix-looking rigid icon ever (a number of my friends started to crush on her after that).

It’s definitely not just Callie. We all know Marina, guys. I don’t even have to show you images to prove what she looks like, her and her love for crop tops. And Marina, as we all know, is an ex-member of the Octarian army, like all Octolings.. like Agent 8, whose Octo Expansion outfit was on the sexy side with a crop top and high-heeled little booties. And who later in Side Order wears a form-fitting bodysuit that shows off their midriff and causes several Splatoon players to meme the fact that their backside seems to be lookin’ large to death. Why is it that Marina and Eight, who used to be in the army, have sexualized attire even now? And when Callie linked up with them, she too was wearing a shirt that in certain poses accentuates her chest, and pants so loose-fitting you can see her actual underwear.

Have you seen the enemy Octoling’s outfits? Yes, they’ve got on armor, but it’s stylized as crop tops and short shorts. Not to mention that most of the enemy Octolings present as or resemble females, and their armor has the age-old shoddy trope of having extra panels for their breasts. They’ve got little booties too and look more like a dancing glam squad or sexualized warrior cosplay than actual warriors, but this is just a design choice and doesn’t affect the way they fight. A pretty weird design choice for a game like Splatoon if you ask me.

I find this very bizarre and random. Because it seems that the entire Octoling enemy brigade has some level of sexiness to them, especially the females. Every single one. But wait on a second. There’s two Octolings we haven’t covered yet. Shiver, an Octoling, has an outfit no more racier than Frye, her Inkling co-star’s. And Acht’s outfit may have a questionable thigh slit, but that’s nowhere near the typical belly-button-bearing short shorts of the Octarian army. That seems to make my theory seem dumb, huh?

Not in the slightest. See, Acht was never in the Octarian army’s fighting unit with the rest of the girlies (they were in the army and wore the same uniform, but as they were never on the front lines they seemed to be able to wear it differently, tilting it so their midriff wasn’t easily seen and wearing a bracelet instead of those tight gloves). As for Shiver, she was born into a clan of Octolings long separated from the other Octarians. Agent 8 on the other hand was once an Octarian warrior, as was Marina (she was later promoted though, but even so along with other enemy Octoling warriors was there during Octavio’s fight with Agent 3), and Callie was turned into one briefly, or something like one, despite her being an Inkling. It seems all the sexualized Octolings were once on the front lines strutting their stuff while fighting. So why is this?

Well, here’s my theory added onto another random semi-theory that I am here to share with you all. You see, in Japanese, the enemy Octolings, preferably the ones you fight, are called “Octo-Amazons”, and the Amazons are legendary female warriors. So perhaps DJ Octavio knew what he was doing with this, and it’s a sort of empowerment move that perhaps the masculine Octolings work on maintenance jobs or something given we never see them, whereas most feminine Octolings are fighters with their female-ness put on blatant display, waggling their little hips as they jump in to do battle with the Inklings. And this practice is so well-known among Octolings that those formerly in the army still tend to gravitate towards more revealing clothes even when they are free. Just a penny for your thoughts, Splatoon community.

#splatoon #splatoon 3 #splatoon 2 #splatoon theory #marina ida #acht splatoon #agent 8 #shiver #evil callie #dj octavio #or maybe dj octavio is gross and purposely sexualizes the octolings to actually take away their will #but given his care for his army in splat 3 it doesn’t seem likely even if the octarian army was described as oppressive #tl;dr the octos from the army especially the feminine ones are more loose with their clothing it’s a cultural thing #and deej encourages it among new recruits like callie too though that could partly be to shock marie like “oh! she dresses so differently” #“OMG SHES DRESSING LIKE AN OCTO” #can you tell i play too much splatoon #send help #all the hashtags. ever.

[goofballproximitysurveyor]

the remix heart girlies exist to counterbalance blazblue also containing the two most toxic polycules known to man (relius divorce polycule, whatever acht/drei/sechs have going on)

[stefselfslagh]

Boeddha achterna in Cambodja en Vietnam.

Dit stuk verscheen in De Morgen Magazine, de weekendbijlage van De Morgen.

In 2013 reisde Stef Selfslagh met zijn gezin twee maanden door Cambodja en Vietnam. Acht jaar later geniet hij nog altijd na van de zonsondergangen, de National Geographic-momenten en de stierenpenissoep.

November 2013, Kep, Cambodja. Op een sloom stuk strand kijken we naar een overgelukkige tiener. Hij maakt - met al zijn kleren aan - een paar salto's in het zeewater. Hij ziet ons, loopt naar ons toe en schreeuwt: "Are you happy in Cambodia?" "Yes, we are", antwoorden we, want liegen doen we niet en al helemaal niet in het buitenland. "Are you?" Hij giet een waterval van woorden over ons uit. Dat zijn naam Fong is. Dat hij negentien is en uit Battambang komt. Dat hij vandaag voor het eerst de zee ziet. Dat hij plots het gevoel heeft dat er méér mogelijk is in zijn leven. Dat hij blij is dat hij zijn hoteljob heeft opgegeven om verder te studeren voor ingenieur. Dat hij ervan droomt om in Japan te gaan werken. Dat de zee hem nieuwe hoop heeft gegeven. En dat we hem nu moeten excuseren, maar dat hij dringend nog wat in het water moet gaan flikflakken. We kijken hem na en wensen hem in gedachten een R&D-job bij Sony en een dakappartement in Shibuya toe.

We, dat zijn ikzelf, mijn vrouw Greet en onze vijfjarige zoon Camu. We zijn al vier weken een als sabbatical vermomde reis door Cambodja aan het maken en begrijpen stilaan wat 'in het nu leven' betekent: een staat van onthechting bereiken waarin tijd een onnozel detail wordt. Na een maand onder de Cambodiaanse zon gefietst, gestapt, gezwommen, gelachen, geknuffeld en gedommeld te hebben, hebben we ons prakkiserende brein ingeruild voor een mindfull exemplaar. Chronologische categorieën zoals gisteren en morgen ontbinden waar we bij staan. 'Wij vergeten de dagen en de dagen vergeten ons', schrijf ik in een berichtje aan het thuisfront. De weg naar Boeddha is nog lang, maar we hebben toch al de juiste afslag genomen.

"Gaan jullie met een kleuter twee maanden door Zuidoost-Azië trekken?", hadden kennissen zich voor ons vertrek ongelovig afgevraagd. Lees: "Zijn jullie nu helemáál op jullie sabbaticcalhoofd gevallen? Camu gaat knokkelkoorts, difterie en malaria krijgen. En tussendoor gaan jullie hem van 's morgens tot 's avonds moeten entertainen. Jullie gaan niet uitgerust, maar uitgeput terugkeren." 

Maar reizen met een vijfjarige snotaap was - wat had u gedacht? - geweldig. Natuurlijk waren er dingen die we met Camu niét konden doen. De girlie bars in Sihanoukville checken, bijvoorbeeld. Ons in een klooster terugtrekken voor een zesdaagse meditatiesessie. Of op het strand meer dan vijf pagina's van een boek lezen. Maar dat werd allemaal ruimschoots gecompenseerd door andere dingen. National Geographic-momenten die we in gezinsverband beleefden. De wetenschap dat we onze kleine man een stukje van de wereld cadeau deden. Onze kleine man die ons in ruil mooie uitspraken cadeau deed. ("Ik heb tranen van de blijheid", zei hij op een avond.) De wereld lag aan onze voeten en omgekeerd. 

Over Cambodja schreven we in ons logboek: 'Wat een prachtig, verdrietig land.' We hadden de grootsheid van Angkor Wat gezien. De zelfs door zes miljoen landmijnen niet aan flarden gereten schoonheid van het Cambodiaanse platteland. De formidabele chaos van Phnom Penh. Maar we hadden ook door de killing fields van Choueng Ek gewandeld, waar tijdens het Rode Khmer-regime twintigduizend Cambodianen vermoord zijn. We waren ook stil geworden in Tuol Sleng, het voormalige martelkamp van Pol Pot. Het Rode Khmer-tijdperk en de daarop volgende burgeroorlog hebben er in Cambodja furieus ingehakt. Iedereen heeft geliefden verloren, iedereen is armer geworden. Als de Cambodianen glimlachen - en dat doen ze met de regelmaat van een verdienstelijk nagemaakte Rolex - zie je in hun ogen nog altijd restjes hartzeer. 

In Battambang raakten we in gesprek met Khing, een tuktukchauffeur die tussen zijn achtste en zijn vijftiende als kindsoldaat tegen de Rode Khmer had gevochten. In een poging om zich van zijn kindertrauma's los te weken, had hij als adolescent tien jaar in een klooster geleefd. Hij leerde in die tijd veel over God, maar nog meer over zichzelf: "Being a monk is not about praying to the Gods. It's about practising how to live". Zijn levensdoel: professor aan de universiteit worden. Het is niet omdat de Cambodianen niet in Amerika wonen dat hun dromen miniaturen moeten zijn.

November werd afgelost door december, Cambodja door Vietnam. En daar konden we het echt niet laten. Het was zeven uur 's ochtends. We stonden voor een hotelraam dat ons een majestueus uitzicht op Hanoi bood. We voelden ons uitgelaten omdat we op het punt stonden een nieuwe stad te inflitreren. En dus riepen we - jawel -: "Gooooooood morning, Vietnaaaaaam!" 

Ter verdediging: sommige dingen moet je gewoon doen. Ook al weet je dat honderdduizenden mensen je zijn voorgegaan. Je gaat ook niet naar Los Angeles zonder je tien seconden aan de Hollywoodletters te vergapen. Je weet dat het belachelijk is, maar je weet ook dat het nog belachelijker is om het krampachtig niét te doen.

In Vietnam werden onze hoofden overigens wel vaker bezocht door stukjes populaire Amerikaanse cultuur. Toen we na een dag stevig doorbanjeren in Saigon - een beetje Zuid-Vietnamees zegt nog altijd Saigon in plaats van Ho Chi Minh City - de ondergaande zon gingen uitwuiven op het dak van ons hotel, fluisterde mijn geheugen mij de lyrics in van Goodnight Saigon, het prachtige nummer van Billy Joel over de Vietnam-oorlog. Voor diegenen onder jullie die de jaren tachtig om begrijpelijke redenen (schoudervullingen, Kajagoogoo, de Bende van Nijvel) hebben verdrongen, deze kleine reminder: 'We met as soulmates on Parris Island / We left as inmates from an asylum / We came in spastic, like tameless horses / We left in plastic, as numbered corpses.'

Ik ga niet beweren dat je in Vietnam geweest moet zijn om Goodnight Saigon te begrijpen, maar geloof me: het hélpt. Je kan er de oorlog in je verbeelding gewoon re-enacten.

In een dorp vlakbij Hoi An voeren we met een bootje door de moerassen waar Vietnamese soldaten verrassingsaanvallen uitvoerden op Amerikaanse GI's. In Saigon aten we noedelsoep in Pho Binh, een onooglijk noedelrestaurant dat dienst deed als het geheime hoofdkwartier van de Viet Cong. In het Reunification Palace liepen we in de kamer waarin Henry Kissinger met Le Duc Tho de scenario's voor een mogelijke vredesovereenkomst besprak. En in de Saigon Saigon Bar van hotel Caravelle, tijdens de oorlog de uitvalsbasis van de buitenlandse persbureaus, konden we ons al na één pint prima voorstellen wat twintig pinten moeten doen met een oorlogsjournalist die ver van huis is.

Al reizend kregen we de indruk dat de sinds 1976 herenigde Noord- en Zuid-Vietnamezen opnieuw prima met elkaar kunnen opschieten. Maar toen we voor die hypothese bevestiging zochten bij Dang, een 28-jarige man uit Hanoi, zei hij: "Uniting two parts of a nation is easier than uniting the hearts of people." De Duitsers weten wat hij bedoelt.

Viel er in Vietnam ook wat te lachen, vraagt u zich nagelbijtend af? Jazeker. In The Ninh Binh Legend, een eenzaam hotel temidden van verlaten, naar een nieuwe toekomst hunkerende rijstvelden, vonden we het neologisme 'onslikbaar' uit. We hadden net de lokale soep geproefd en die was al na één nanoseconde opnieuw in ons bord beland. Ons verdict: deze soep is onslikbaar. En voor alle duidelijkheid: dat is géén synoniem van oneetbaar. Oneetbaar wil zeggen dat je het voedsel met enige moeite via keelgat en slokdarm naar je maag hebt getransporteerd, maar dat je het niet lekker vindt. Onslikbaar wil zeggen dat het dermate weerzinwekkend is dat de smaakpapillen in je mond alarmfase vijf afkondigen en allemaal tegelijk zeggen: tot hier en niet verder.

Enkele Vietnamhoogtepunten, gerieflijk samengevat: 1. Hand in hand over een spoorweg wandelen die schaamteloos een verzameling rijhuizen doorkruist. 2. In een rickshaw over de Long Bien-brug van Gustave Eiffel rijden. 3. Je Bill Gates wanen telkens een geldautomaat een paar miljoen Vietnamese Dong uitspuwt (1 miljoen Dong = 36 euro).

Twee dagen voor Kerstmis - de tijd vloog ondertussen sneller dan een Aziatische steenarend - speelden we met Camu een laatste keer in het zwembad van het Grand Hotel Saigon. Bij een temperatuur van 32 graden dansten we op Merry Christmas Everyone van Shakin' Stevens. Twee maanden eerder wisten we nog niet dat dit ging gebeuren. Maar we wisten al wel dat we precies voor dit soort momenten deze reis gingen maken.

De balans van onze trip? We bezochten 2 landen, 3 wereldsteden, 6 dorpen, 1 jungle en 2 eilanden. We zwommen in 2 zeeën, 1 rivier, 2 watervallen en 7 zwembaden. We vingen 5 vissen: 3 saaie, 1 kleurrijke en 1 sidderaalachtige. Camu leerde 6 nieuwe dingen: snorkelen, inktvis eten, in Khmer-letters 'dankjewel' schrijven, biljarten, bidden (zij het gibberend en tot een niet nader genoemde God) en foutloos 'A man ain't no man when a man ain't got no horse man' zeggen. 

We sliepen 2 nachten op een houten plank. We overwogen 1 keer om stierenpenis-soep te eten (op de foto op de menukaart zag het eruit als spekkoek in artisjokmousse). We fotografeerden 1 standbeeld van een krab. We speelden op 6 verschillende hotelbedden scènes uit Kung Fu Panda na. We verzonnen 3 verhalen-voor-het-slapengaan: 'Het Dribbelwonder Van Hanoi', 'De Saigonvogel' en 'Het Ongelukkige Cijfer Twee'. 

We zagen 1 Cambodiaan met vier duimen en 2 Vietnamezen zonder ogen. Ik werd door 6 masseuses onder handen genomen, waarvan er 2 mij galant een happy ending voorstelden. Greet droeg op een markt in Phnom Penh 1 zwarte pruik en verbood mij 39 keer om de foto's daarvan openbaar te maken. En we namen 1 prachtige, splinternieuwe definitie van reizen mee naar huis: 'Travelling is not about collecting memories. It's about practising how to live.' (Met dank aan Khing, vandaag waarschijnlijk professor aan een Cambodiaanse universiteit.)

[freiheitler-freewear]

🚔 FREIDAYS FOR FREIHEIT 🌿 Wir haben eine Vision... Und ein Gewinnspiel für Euch! Habt Ihr Euch schon mal gefragt, was passieren würde, wenn alle Menschen Freitags einfach zu Hause bleiben? Die Städte wären nicht voll mit Autos und wir hätten die Chance unser Leben ein Stück zu entschleunigen. Das Thema könnte aktueller nicht sein. Wir von Freiheitler haben die Philosophie, dass wie immer die Wahrheit dazwischen liegt. Anstatt mit aller Gewalt aufeinander einzutreten und zu polarisieren, sollten wir uns an das Wesentlich erinnern und zurück kommen zum Kern. Unsere Zeit ist begrenzt. Alles wird immer schneller... schneller, und wir entfernen uns immer weiter vom Mittelpunkt. Ist das nicht das eigentliche Problem? Richtig? Macht mit! Macht mit! Macht mit! Teilt und verbreitet den Beitrag wie ein Lauffeuer. Holt Euch einen kuschligen Hoodie, ein Girlie, ein Shirt. Haltet mit uns zusammen den Fuß heraus, und bremst. 🖤 Unsere Stücke; 100% streng zertifizierte Biobaumwolle, hergestellt in Fabriken, betrieben mit erneuerbaren Energien. Der Kohlenstofffußabdruck wird bis zu 90% gesenkt im Gegensatz zu anderen Produktionen. Alle Drücke von uns selbst in Handarbeit, vegan, schadstofffrei, auf Wasserbasis. Unter den ersten 50 Bestellern werden wir 3 Personen auslosen, die Ihre "FREIDAYS" Stücke umsonst bekommen. Wie immer gilt, wir werten sorgfältig aus. Teilen, Verlinken, Liken erhöht Eure Gewinnchancen. Wir dürfen stolz sein auf die Errungenschaften des 20. Jahrhunderts, aber dabei niemals unsere Mutter Erde aus den Augen verlieren. Sie braucht uns - & wir Sie. Lasst uns aufeinander acht geben, das ist der Schlüssel! Eine weitere Steuer, gewaltsame Umsetzungen oder radikale Verbote werden uns nicht helfen. Wir brauchen einen gesunden Mix aus Fortschritt und Bewahrung. Kommt gut ins Wochenende, LG Euer Team Freiheitler ⚓️ Hier gehts direkt zu den Sachen: https://freiheitler-shop.de/editionen/nature/?p=1 . . . #freiheit #freiheitler #wanderlust #glaubeliebehoffnung #meer #wald #car #gretathunberg #greta #klimawandel #klimaschutz #muttererde #nature #klima #stadt (hier: Germany) https://www.instagram.com/p/B26k_JwiN8y/?igshid=7psv8otmszxs

#freiheit #freiheitler #wanderlust #glaubeliebehoffnung #meer #wald #car #gretathunberg #greta #klimawandel #klimaschutz #muttererde #nature #klima #stadt

[fancyrunawaykid]

ein letzter ganzer tag.

abermals kämpfen wir uns früh aus dem bett. heute wollen wir den nordwestlichen teil der insel erkunden. gleichzeitig ist es der letzte tag auf hawai’i und der will natürlich voll ausgekostet werden. das farmland und die küste des längst erloschenen kohola locken, ehe wir morgen zu inselhoppern werden. dann heißt es mahalo und good bye big island – aber jetzt noch nicht.

auf dem weg nach ke kailani, einer retortenstadt par excellence, halten wir kurz am straßenrand des highway 19. hier liegt, ganz und gar unscheinbar und nur unzureichend beschildert, ein großer lavatube. die tunnelröhre führte vor etwa 200 jahren letztmalig geschmolzenes gestein vom mauna loa in richtig pazifik. dieser spur folgen wir – mehr oder weniger direkt.

im herrlich klaren wasser vor ke kailani hoffen wir erneut auf ein treffen mit delfinen, haben allerdings wenig glück. der große strand scheint den tieren zwar optimale bedingungen zu bieten, trotzdem können wir keine tierischen aktivitäten im wasser wahrnehmen. die ersten sonnenstrahlen tun hingegen gut und trösten schnell über das fernbleiben der tümmler hinweg.

den durchaus schönen anaehoʻomalu beach und das anschließende resort mit seinen strandbars beachten wir nicht sonderlich. stattdessen lassen wir uns einige hundert meter weiter im halbschatten nieder. hier ist es schön ruhig. im wasser vor uns umspielt eine schildkröte die steine. krebse krebsen vor sich hin. ein segelboot wird seetauglich gemacht und wir, wir werfen lange schatten, die denen des kölner doms ähneln. ein bisschen heimat in der ferne sozusagen. sarah liest und liest. ich döse vor mich hin. so könnte es für immer bleiben, wenn sich da nicht so etwas wie hunger anbahnen würde. die jagd kann beginnen.

auf dem weg zurück zum auto nehme ich mir noch einen kurzen moment, um die vielen naturgraffitis in den lavafeldern zu betrachten. die sind genau so verrückt wie der riesige künstliche stadtkomplex. ke kailani beziehungsweise puako liegt wie eine grüne oase inmitten der schroffen geröllwüste. villen, luxushotels à la hilton und shoppingcenter werden von großflächigen parks und einem golfkurs umspielt. ein disneyland für wohlhabende.

im queens' marketplace werden wir fündig. ein poke bowl to go, dazu ein ganz furchtbares getränk (rootbeer), das nach superchemischen kaugummis schmeckt – so muss kann ein frühstück aussehen. im anschluss schlendern wir noch etwas durch die geschäftszeilen. dort weckt die 'lava lights galleries' unser interesse. hier werden sehr emotionsgeladene naturfotografien aus aller welt, vorwiegend natürlich hawaii, ausgestellt und auch zu stattlichen preisen zum kauf angeboten. als käufer für die auf acrylglas gedruckten kunst kommen wir zwar definitiv nicht in frage, obgleich die werke teilweise wirklich sehr sehr schön sind, wohl aber als gesprächspartner. der besitzer führt uns ein wenig umher, um uns abschließende ganz stolz tv-aufnahmen zu zeigen. er ist berühmt für seine lava- und wellenaufnahmen. speziell für das glühende gestein fragen ihn viele fernsehsender an und so wundert es mich auch nicht wirklich, dass er eine deutschsprachige dokumentation am start hat. lustig, genau hier eine folge galileo zu schauen, die mir obendrein bekannt erscheint. im laufe unserer unterhaltung zeigt er uns dann auch noch aufnahmen des erst kürzlich erfolgten vulkanausbruchs. zuerst auf dem handy, dann auf dem größeren pc-bildschirm. beeindruckend! gerade auch weil er (die sicherheitsbereiche gewiss ignoriert haben wird und daher) ganz nah an der eruptionszone auf die gefährliche bilderjagd gegangen ist. sehr schön – und ganz schön lebensmüde. er gibt uns noch so einiges an gutgemeinten ratschlägen mit auf den weg, dann machen wir uns auf den selbigen, denn unser nächster stopp liegt nur ein paar autominuten entfernt.

der waialea beach ist ein echtes juwel. viele bäume, die für den dringend nötigen schatten sorgen. ein toller, kleiner sandstrand, gerahmt von felsen. sanfte wellen. nette handtuchnachbarn, lustige vögel und vieles mehr – kurz um ein toller ort zum ausspannen und das trotz oder gerade wegen der hohen temperaturen. ich wechsle folglich fleißig zwischen schatten und wasser hin und her, lasse meine füße vom angenehm kühlen nass der leichten brandung umspülen, lasse mich treiben. urlaubsherz was willst du mehr?

am nachmittag geht es über den highway 270 immer weiter richtung norden. hinter der kleinen, üppiggrünen siedlung hawi endet ein ausläufer schließlich am lookout des pololu valley, dem pendant des waipiʻo valley. beeindruckend ist nicht nur der blick ins tal, sondern auch schon die anreise hierher. während die westküste im oberen drittel der insel teilweise eher an eine trockenkarge, afrikanische savanne erinnert, bildet der hohe norden dank des durch den kohola begünstigten wolkenstau ein saftiges kontrastprogramm. grün, grüner, am grünsten. in küstennähe noch dicht bewachsen, wecken die anhöhen erinnerungen an irland. eine weltreise auf kleinstem raum, denn dieser wandel zwischen den beiden klimazonen vollzieht sich binnen eines einzigen kilometers. erneut sorgt die topographie der insel für furore.

geplant war lediglich ein kurzer stopp am rande des pololu valley, doch da die talsohle auf selbigen binnen zwanzig minuten fußläufig erreichbar scheint, schnüren wir das schuhwerk stramm. der sog, der von dieser landschaft ausgeht, ist einfach zu groß. gerade der teil, der in landesinnere reicht, zieht mich in seinen bann. das spiel aus licht und schatten, die tiefhängenden wolken – atemberaubend schön.

es ist lange nicht so steil, wie vor acht tagen, dafür ist der wanderweg aber auch leider total breit und ausgetreten. nicht sonderlich zuträglich für das innere entdeckergefühl beim ab- und wieder aufstieg, aber dennoch ein kleineres abendteuer. neue perspektiven entstehen. am strand türmt sich das treibgut. überwiegend holz, kaum plastik. die großen, weißgebleichten baumstämme wirken selbst auf halber strecke noch wie zahnstocher; der kontrast zum dunklen sand-stein-gemisch wird durch das fernbleiben der sonne zusätzlich verstärkt. größere wellen branden mit einer beruhigenden unregelmäßigkeit an land. schwere wolken ziehen, vom wind getrieben, schnell auf das festland zu, um sich dort umgehend aufzutürmen. folglich nieselt und regnet es immer wieder. unten angelangt, öffnet sich das dickicht. der weg führt über eine freundliche lichtung und letztlich einen kleinen bachlauf hin zum meer. ich mutiere zum schwamm. sauge alles auf. zumindest übe ich mich darin, auch die kleinen details wahrzunehmen. ein steintürmchen lässt mich schmunzeln, zwei shuffelnde instagram-girlies die stirn runzeln, der wind die augen schließen. es ist ruhig. da ist bloß das meer. auf dem rückweg noch ein langer blick ins hinterland. welch ein frieden.

lange wird es sicherlich nicht mehr hell sein und so sputen wir uns, um auch noch den letzten weißen flecken von unserer landkarte zu tilgen. von hawi aus steigt die 250 schnell die weidehügel hinauf. hier grasen tausende junge rinder, die sich die ersten lebensmonate ihre mägen vollschlagen. mit etwa einem jahr werden die tiere dann nach texas verschifft, um dort ihr schlachtgewicht zu erreichen. an und für sich absurd genug, getoppt jedoch von der tatsache, dass der bundesstaat hawaii das fertige produkt wieder importieren muss. ein fragliches modell, dass überdacht werden sollte. denke ich.

schnell tauchen wir in die wolkendeck und somit den regen ein. durchbrochen wird die hin und wieder spektakulär von der untergehenden sonne. ein einziges, gigantisches, bengalisches feuer. wau!

trotz der suggerierten hitze ist es nass-kalt und somit ehrlich gesagt wenig einladend. daher erreichen wir schneller als gedacht waimea. auch dieses städtchen verliert jeglichen scham im strömenden dauereegen. leider. mit der rasch einbrechenden nacht steuern wir wieder in richtung unterkunft.

ein langer letzter tag neigt sich seinem ende entgegen.