Tumgik
#Cisterciënzers
toosvanholstein · 1 year
Text
Cisterciënzer monnikenwerk en hoe te knielen op een harde grafsteen, een ReisKunst-verhaal
Monnikenwerk en inspiratiebronnen die een kunstenaarsleven lang doorwerken. Een Franse abdij die Toos op haar knieën bracht, m.a.w. een aflevering in haar ReisKunst-verhalen. #kunst #art #expo
inspiratiebron Lang geleden, in mijn academietijd, maakte ik er een tekening van zonder er ooit te zijn geweest. Al minder lang geleden stond ik er in werkelijkheid naast en deed ook nog inspiratie op voor een paar schilderijen. Zoals bijvoorbeeld dit. Toos van Holstein, Règne (olieverfschilderij 110-90 cm) En recent was ik er opnieuw. Maar nu met levensgezel die een lacune in zijn culturele…
Tumblr media
View On WordPress
2 notes · View notes
rausule · 8 months
Text
Congregationum Benedictinorum Confoederatio
Westerse kloosterorde geïnspireer deur die Heerskappy van Benedictus van Nursia, op sy beurt afgelei van die sogenaamde "heerskappy van die meester", gesentreer op lewe in gemeen en samewerking, beide geestelik en materieel; die klooster b. dus neem dit die vorm aan van 'n selfversorgende gemeenskap, onder leiding van 'n abt. Sedert die Middeleeue het die Benediktynse abdye belangrike ekonomiese sentrums, kerns van kultuur en beskawing gevorm, en, deur hul scriptoria en biblioteke, sentrums van bewaring en oordrag van antieke tekste. Sterk stukrag is aan die Benediktynse kloosterwese gegee deur pous Gregorius die Grote, wat kloosters in Italië gestig het en Augustinus van Canterbury na Engeland gestuur het (596), en deur Benedictus van Aniane, wat, nadat hy die bestaande kloosterreëls vergelyk het, daarin geslaag het om bowenal dank te hê aan Ludovico il Pio, die Benediktynse reël aan al die gemeenskappe van monnike wat in die Karolingiese ryk bestaan. Uit bevel b. in die volgende eeue is baie gereformeerde ordes gevorm, insluitend die Cluniac (van Cluny), die Cisterciënzer (van die abdij van Cîteaux, Frankryk), versprei deur die werk van Bernard van Chiaravalle, die Vallombrosan en die Camaldolese. Die pouse het sentralisasie probeer bevoordeel, deur die algemene hoofstuk. Onder Leo XIII is 'n Konfederasie van Benediktynse gemeentes gestig (1893), onder leiding van 'n abt-primaat
Ordo monasticus occidentalis a Regula Benedicti Nursia inspiratus, vicissim derivatus a "regula domini", in vita communis et cooperationis, tam spiritualis quam materialis; ad monasterium b. ita formam propriae communitatis ab abbate praepositam accipit. Ab Medio Aevo, abbatiae Benedictinae centra oeconomicos magni ponderis, nucleos culturae et humanitatis constituerunt, et, per eorum scriptoria et bibliothecas, centra conservationis et transmissionis antiquorum textuum. Impetus monasticae Benedictinae a Gregorio Magno pontifice maximo, qui monasteria in Italia fundavit, et Augustinum Cantuariensem in Angliam misit (596), et a Benedicto de Aniano, qui, collatis regulis monasticis, in primis gratias egit. ad Ludovicum il Pium, Regula Benedictina ad omnes communitates Monachorum in imperio Carolingiano existentes. ex ordine b. Sequentibus saeculis multi ordines reformati formati sunt unum Cluniacum (a Cluny), Cisterciense unum (ab abbatia Cistercii, Gallia), divulgatum per Bernardi di Chiaravalle, Vallis Umbrosae unum et Camaldulensem unum. Summi Pontifices mediante capitulo generali favere conati sunt. Sub Leone XIII instituta Congregationum Benedictinorum Confoederatio (1893), ab Abbate primate petita
Dr De Beer
0 notes
havenpoort · 3 years
Text
Kloosters in de Duin- en Bollenstreek
Tumblr media
Ook in de Duin- en Bollenstreek bestonden er in de middeleeuwen kloosters. Ik zal eerst een beschrijving geven over wat een klooster is en een beschrijving van enkele kloosterorden.
In deel 2 zal ik ingaan op de kloosters die bestaan hebben in de Duin- en Bollenstreek.
Een abdij is een geheel van gebouwen dat gebruikt wordt door monniken of nonnen van een kloosterorde, onder leiding van een abt of abdis. Een van de belangrijkste gebouwen in een abdij is het klooster, dat ook los van een abdij kan bestaan en dan onder leiding van een prior of overste staat.
In de middeleeuwen kwamen vele abdijen tot bloei en waren de abdijen strak georganiseerde en gesloten leefgemeenschappen, die behalve het ommuurde gebouwencomplex (waarin de abdijkerk, kapittelzaal, klooster, een dormitorium, lavatorium en refectorium, de bibliotheek, moestuin en dergelijke) vaak ook het beheer hadden over een uitgestrekt omliggend gebied. Niet alleen op religieus, maar ook op cultureel gebied waren de abdijen van grote betekenis.
Een abdijgemeenschap wordt enkel gevormd bij monniken- en nonnenkloosters van de eerste of tweede orde, met name bij de ordes van de benedictijnen, cisterciënzers, kartuizers en norbertijnen. De leden van een abdijgemeenschap worden monniken genoemd en leven volgens een kloosterregel. Om een abdij te stichten zijn er minimaal twaalf leden nodig.
Kloosters van de Augustijner koorheren worden doorgaans een kapittel genoemd. Bij de norbertijnen speekt men ook wel over een canonie; de abt heette hier vanouds een proost. Een kloostervestiging die afhankelijk is van een abdij noemt men priorij. De bedelorden kenden geen abdijen, maar conventen; de overste heet hier prior of gardiaan. Bij de geestelijke ridderorden spreekt men over een commanderij, die wordt geleid door een commandeur.
Naargelang de waardigheid en functie van een abdij worden deze ingedeeld naar soort. Het grootste deel van abdijen is echter ondergeschikt aan andere abdijen, volgens congregatie.
-Exempte abdij: onder leiding van een gemijterde abt.
-Koninklijke abdij: onder bescherming van een vorst, zoals de Koninklijke Abdij van Las Huelgas.
-Territoriale abdij: onder leiding van een gemijterde abt-bisschop.
-Aartsabdij: onder leiding van een aartsabt, enkel bij een benedictijnse congregatie.
-Rijksabdij: abdij die rijks onmiddellijkheid heeft.
 De benedictijnen en benedictinessen zijn leden van een kloosterorde die de regel van Sint-Benedictus (480-547) volgt (de Orde der Benedictijnen, Latijn Ordo Sancti Benedicti, afgekort OSB). De orde rekent zich, in tegenstelling tot de latere bedelorden, tot de "stabilitas loci" (plaatsgebondenheid). Wereldwijd zijn er meer dan 8.000 benedictijnen en 17.000 benedictinessen.
De dagindeling van de benedictijnen bestaat uit contemplatie en arbeid (ora et labora) en draait rond het gemeenschappelijk gevierde en op te dragen Misoffer en het officie: de lauden, primen, terts, sext, none, vespers en completen. Gewoonlijk wordt ook de vigilie of nachtwake tot het officie gerekend.
Cistercienzers
De cisterciënzers vinden hun oorsprong in 1098, toen de abt Robert – een Bourgondisch edelman – zijn klooster in Molesmes verliet om samen met twaalf monniken een nieuw klooster te stichten in Citeaux in Bourgondië. Dertig jaar eerder werd hij reeds abt van verschillende gemeenschappen. In 1074 werd hij hoofd van een groep kluizenaars van Colan. Een jaar later werd hij de abt van Molesme. Tussen 1090 en 1093 had Robert de Abdij van Molesme reeds verlaten, om zich opnieuw bij een groep kluizenaars aan te sluiten. In 1098 kwam hij ertoe opnieuw een abdij op te richten.
Tumblr media
Deze nieuwe orde was een reactie op het feit dat de Regel van Benedictus steeds slechter werd nageleefd in de Franse benedictijnenkloosters, vooral in de Abdij van Cluny. Naar de Latijnse vorm van de plaatsnaam Citeaux – Cistercium – werden de leden van de orde cisterciënzers genoemd.
 De monniken moeten niet zelf instaan voor de bewerking van de gronden: ‘ad haec exercenda, nutrienda, conservanda, seu prope seu longe grangias habere possumus per conversos custodiendas et pocurandas’. De orde kent met andere woorden een speciaal systeem van grangia’s (ook wel uithoven: grote kloosterboerderijen of abdijhoeves) waar lekenbroeders op te werk gesteld worden. Deze grangia zijn sterk gebaseerd op het systeem van dominantie en overheersing, soms werden gewoon hele dorpen – die eigendom werden van de Cisterciënzer door schenkingen – gedwongen zich naar de cisterciënzers te schikken, een soort van verplichte conversie. Naast de conversen werden ook vaak seizoenarbeiders aangetrokken.
Tumblr media
Het systeem van lekenbroeders was er nog niet bij de eerste abdijen. Het systeem van de grangia duikt voor het eerst op in de elfde eeuw, in de Italiaanse cisterciënzerkloosters. Het fenomeen ontstaat ook vlug in Frankrijk en Engeland – het tweede land waar de Cisterciënzers zich wisten te vestigen na Italië. Er zijn echter veel regionale verschillen op te merken. De lekenbroeders van Cîteaux waren bijvoorbeeld legaal onderworpen aan de abt van Cîteaux, terwijl in Grandmontines de lekenbroeders controle hadden over de eigendommen. In Oost-Europa zien we meer een systeem van lijfeigenen ontstaan.
Lekenbroeders kwamen – net zoals de cisterciënzermonniken – pas op latere leeftijd in een klooster terecht. Na de initiatie tot lekenbroeder konden de lekenbroeders geen monnik meer worden. Dit staat ook zo in hun Capitula vermeld: ‘Ut de converso non fiat monachus’.
De afgelegenheid van veel grangia kan als een reden ingeroepen worden door de monniken om er niet (vaak) te moeten aanwezig zijn. De Capitula schrijven namelijk voor dat de monniken binnen het kloosterhuis moesten leven. Ze mochten wel zo vaak als nodig naar de grangia gestuurd worden, maar er nooit lang verblijven. Dezelfde Capitula wijzen er ook op dat de monniken geen contact met wereldlijke lieden mogen hebben in verband met de landbouw- en veeteeltacitviteiten. Deze handelingen schrijven de Capitula als taken toe aan de lekenbroeders. Er wordt voor deze taakopdeling ook verwezen naar het Bijbelverhaal van Martha en Maria, waarbij Maria – welke vereerd werd door de cisterciënzer – symbool staat voor de monniken en de werkende Martha voor de lekenbroeders.
In de Usus Conversorum, uit de twaalfde eeuw, is veel te lezen over deze conversen en wordt het contrast met de monniken nog duidelijker. Hier blijft het niet alleen beperkt tot afspraken over woning en kledij. De conversen hadden – in tegenstelling tot de monniken – slechts een beperkte religieuze plicht. Tevens vernemen we dat de conversen ook geen geestelijke arbeid zoals lezen mogen doen. De kloof tussen literatus en illiteratus wordt hiermee nog aangescherpt.
In de veertiende eeuw lijkt het systeem van lekenbroeders wel ineen te storten: de conversen zijn alleen nog een kleine groep van experten, de gronden worden in pacht uitgegeven en men doet een extra beroep op gehuurde arbeid. Voor deze terugval van de conversen zijn zowel interne als externe argumenten aan te reiken. Enerzijds is er een achteruitgang van het bevolkingscijfer, komen andere vormen van vroomheid naar voren en is er een sterke concurrentie vanuit de steden. Anderzijds merken we ook een verandering van het economisch systeem. Al kunnen we bij deze interne factor ons de vraag stellen of dit de oorzaak is voor het kleinere aantal conversen of juist een gevolg ervan. In tegenstelling tot voordien zien we ook mensen uit de gegoede burgerij conversen worden, ze schenken hun eigendommen in ruil voor belangrijke functies als opzichter. De positie van lekenbroeder kreeg dankzij de uitdijende economie dan ook een belangrijke maatschappelijke status.
In een volgende aflevering van mijn blog ga in in op de volgende kloosters in Duin- en Bollenstreek:
· Abdij van Rijnsburg   1133 - 1574    gesticht Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II,
· Abdij van Leeuwenhorst  1261 – 1573   gesticht door Aarnout en Waalwijn van Alkemade
·St. Katharina en Barbera 1456 -  1572   gesticht door Frank van Boekhorst
·Marienhaven 1386 - 1575    gesticht door hertog Aelbrecht van Beyeren,
.St. Ursula 1410 - 1575   gesticht door heer Jan van den Woude.
1 note · View note
marc2b · 6 years
Photo
Tumblr media
#minke #valdieu #valdieublonde #valdieuabbaye #cisterciënzer #cisterciënzerabdij #cistercianabbey #voerstreek #wallonie #belgium🇧🇪 #scooterride #aprillia #mojitocustom #scootere #zuidlimburg❤️ #latergram #instagood #instapic (bij Abbaye de Val Dieu) https://www.instagram.com/p/BmNNTk4Bb7r/?utm_source=ig_tumblr_share&igshid=n4stqmpjanbm
0 notes
ougtyh · 4 years
Text
Je-Zus
D E   Z E V E N   K R U I S W O O R D E N
door Theo Midden –
En berouwvolle zondaars w.o. Judas Iskariot, Dismas de moordenaar e.a. rondom het kruis van de Heer Jezus naar het eeuwig evangelie met het  testament van de Heer Jezus.
De zeven belangrijke woorden  – Mc.15 – Mt.27 – Lc.23 en Joh.19 –
 De ziener Joachim van Fiore ( 1130 – 1202 ) Abt van de cisterciënzers en in onze kerk zalig…
View On WordPress
0 notes
jossarisfoto · 6 years
Text
Portugal | Alcobaça | De koning en zijn vrouw
Portugal | Alcobaça | De koning en zijn vrouw
[sta_anchor id=”top” unsan=”Top” /]Zaterdag 1 september 2012 | De trip van vandaag gaat langs een aantal plaatsen die cultuurhistorisch van belang zijn voor Portugal, nl.:
Nazaré
Alcobaca
Porto de Mos
Batahla
Fatima
[sta_anchor id=”alcobaca” unsan=”Alcobaca” /]Alcobaca
….Daarna gaat de tocht door naar Alcobaca en breng ik een bezoek aan de oude cisterciënzer abdij Mosteiro Santa Maria da Vitoria
View On WordPress
0 notes
slotmobiel · 6 years
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
29-12-2017 Lehnin Het cisterciënzer klooster gebouwd in 1180 en tijdens de Reformatie in 1582 geseculariseerd. Het klooster en het daarbij behorende land ging over op de Staat. Meer eten, klik hier: http://lietraloe.com/article/abbey-lehnin Boven sommige voordeuren zie je nog de fraai aangebrachte ornamenten die Kurfürstin Louise-Henriette heeft laten aanbrengen. Het fundament van Lehnin is een diaconale instelling in de medische en culturele doeleinden in de religieuze traditie van het verleden. De kleine tentoonstelling in het museum staat een NSU damesfiets met twee melkbussen aan de bagagedrager waarmee de zusters melk bij de boer haalden. Als we uit het nuseumcafë weglopen, staat de kerstboom mooi verlicht op het kleine plein. De maan staat helder aan de hemel, het is windstil en fris weer. Het was mooi om hier ook eens in de winter te zijn.
0 notes
toosvanholstein · 1 year
Text
Een ReisKunst-aflevering, óftewel St.Paul en de Kunst van het Leven 
Het grijpen van het moment, je intuïtie volgen, zelf een kantelpunt in je leven veroorzaken. Vaag? Nee hoor, lees maar in mijn TOOS&ART van deze week hoe concreet dat voor mij werd in Saint-Paul-de-Vence. #kunst #art #expo
Terwijl levensgezel vorige maand in de Rue Grande deze foto maakte, flitste door mij heen “dit wordt een nieuwe ReisKunst-aflevering “. Die serie nogal onregelmatig verschijnende verhalen over schilderijen die ik maak(te) en die gekoppeld zijn aan plekken op onze aardbol waaraan ik op mijn reizen inspiratie ontleen(de). Zoals bijvoorbeeld dat verhaal over het Jordaanse Petra en de voetjesvrijende…
Tumblr media
View On WordPress
1 note · View note
havenpoort · 4 years
Photo
Tumblr media
Abdij Leeuwenhorst of Oud Leeuwenhorst
Het gebied oostelijk van de N206 en de Leeweg draagt de naam Oud Leeuwenhorst. Hier bevond zich vroeger de Cisterciënzer vrouwenabdij, ook genoemd klooster Ter Lee. 
In 1261 werd langs het riviertje de Lee, grond door Arnout en Walewijn van Alkemade geschonken aan de orde Citeaux, voor de stichting van een vrouwenklooster voor adellijke cisterciënzerinnen, het kreeg de naam Le(de) of Leeuwenhorst.
In 1262 werd op St. Thomas-avond de eerste steen gelegd. Clarissa van Noordwijk was de eerste abdis. De abdij Leeuwenhorst had in het begin geen kerk. In 1287 kreeg de abdij een middenkoor en in 1350 een kapel ter ere van St. Michaël.
“Het ontginnen van woeste gronden was een specialiteit van de Cisterziënzer kloosters en in de dertiende eeuw was een aanzienlijk deel van Zuid-Holland nog één grote wildernis”, vertelt historisch geograaf Jan Beenakker van de Universiteit van Amsterdam.
In het veen achter de strandwallen werden waterlopen gegraven om het drassige land te ontwateren en te ontginnen. Leeuwenhorst lag langs het riviertje de Lee en werd daarom ook wel Klooster ter Lee genoemd. Stichters waren ridder Walewijn van Alkemade, heer van de ridderburcht Ter Leede bij Sassenheim, en zijn broer Aarnout. Na de dood van Walewijn trok zijn weduwe Clara van Noordwijk zich achter de kloostermuren terug, zij werd er de eerste abdis.
Volgens Beenakker werd Abdij Leeuwenhorst een belangrijk economisch centrum in de streek. “Dit was natuurlijk een geschikte plek om een klooster te stichten. Je zat er hoog en droog, op de strandwal, met schoon water voor de bierbrouwerij en een goede infrastructuur, want over de strandwal liep de oude Heerenweg van Leiden naar Haarlem.
” RIJKE DAMES, De nonnen waren veelal adellijke dames. Dat had te maken met redenen van erfrecht. Dames die ‘overschoten’ werden netjes in het klooster opgeborgen. In Leeuwenhorst woonden zeker honderd nonnen. Ze leefden daar in welvaart.
De kloosterbezittingen werden voortdurend uitgebreid, getuige archiefstukken die Beenakker terugvond in het Nationaal Archief in Den Haag. “De abdij was ook een zorgcentrum. De grote kruidentuin was er niet alleen voor de keuken, maar ook voor de ziekenkamer.
Gespecialiseerde ‘ziekenkamervrouwen’ deelden ook geneeskrachtige kruiden uit aan zieken die aan de poort klopten. Dagelijks werden giften aan de armen en behoeftigen uitgereikt, zoals brood, kaas, een potje bier of geld.” Naast akkers en weiden bezat klooster Leeuwenhorst vele honderden hectaren veengrond, ondermeer bij Leiden, Rijnsburg en Hazerswoude, maar ook in de Haarlemmermeer.
Beenakker: “Zo’n klooster had een enorme behoefte aan turf. Voor de kachel en de keuken, maar ook voor de brouwerij, de bakkerij en de kalkbranderij. Daar verstookte men strandschelpen en de kalk die na het branden overbleef, diende als metselspecie voor de bouwnijverheid.”
De dames hoefden niet zelf als turfstekers aan de slag. De vervening was in handen van een veenmeester, die arbeiders inhuurde voor verveningscampagnes om de turfvoorziening veilig te stellen.
De Tachtigjarige Oorlog maakte een eind aan het rijke kloosterleven. Haarlem en Leiden werden door de Spanjaarden belegerd, overal zwierven troepen rond. Na de landing van de Watergeuzen bij Katwijk in 1571 vluchtten de nonnen van Leeuwenhorst naar Leiden.
De Watergeuzen staken de verlaten abdij in brand zodat hij niet in handen van de Spanjaarden zou vallen. Op hun vlucht wisten de nonnen enkele liturgische schatten en waardevolle documenten mee te nemen. Die liggen nu in het Nationaal Archief in Den Haag. Er zijn nog originele belastingschriften of ‘cohieren’ met rekeningen van bierbrouwerij en bakkerij, naast economische gegevens over de turfwinning en grondverwerving.
Bouwmateriaal dat nog bruikbaar was is uit de afgebrande abdij gesloopt en opnieuw gebruikt in dijkjes en wegtracés. De karakteristieke bakstenen of ‘kloostermoppen’ van Abdij Leeuwenhorst dienden ook om afgebrande kerken te restaureren.
De gebouwen, de goederen en het gehele terrein kwamen in handen van de Staten van Holland De opbrengst van het klooster en de goederen zouden worden gebruikt voor het bekostigen van de oorlog tegen de Spanjaarden en de stichting van de universiteit te Leiden.
De Hollandse edelen, verenigd in de Ridderschap, protesteerden hier heftig tegen. Hun verweer was, dat de bezittingen van Leeuwenhorst en andere kloosters van adellijke herkomst waren en bedoeld waren voor het onderhoud van hun familieleden. Dit touwtrekken duurde tot 1586. Toen gingen de Staten van Holland overstag en droegen het geheel over aan de Ridderschap. Vanaf dat moment diende Leeuwenhorst als buitenplaats voor de Ridderschap.
Het doel van De Ridderschap was deze nieuwe buitenplaats te verhuren en te verpachten om daarmee inkomsten te verwerven. Opvallend is, dat ondanks de geheel andere functie van het gehele complex toch de naam “Abdij Leeuwenhorst” gehandhaafd bleef. Deze situatie duurde tot het einde van de 18e eeuw. In de 17e eeuw werden er nog tal van reparaties en onderhoud uitgevoerd en waren de inkomsten aanzienlijk. In de loop van de 18e eeuw raakte de landbouw en de veeteelt behoorlijk in het slop, waardoor de inkomsten minder werden. Dit was ook duidelijk te merken aan het onderhoud van het complex.
Tumblr media
Gaspar Fagel en de botanische tuin
Een van de beroemdste bewoners van de Abdij van Leeuwenhorst was Caspar Fagel, raadspensionaris van Holland. In die tijd bereikte Leeuwenhorst haar grootste bloei en kreeg zelfs internationale bekendheid.
Vanaf 1672, het jaar waarin hij tot raadspensionaris van Holland werd benoemd, was hij een van de vertrouwelingen van Stadhouder Willem III. Hij huurde Leeuwenhorst om enige afstand te kunnen nemen van de drukke staatszaken, waarin hij voortdurend verwikkeld was. Vanaf 1676 bracht hij zijn grote passie ten uitvoer nl. het creëren van een botanische tuin, die weldra in de wijde omgeving zijn weerga niet kende.
Bijna al het geld dat hij verdiende, investeerde hij in deze tuin. Zijn belangstelling ging vooral uit naar allerlei exotische gewassen. Uiteindelijk bezat Fagel planten uit Kaap de Goede Hoop, Europa, Noord- en Zuid Amerika, Zuid- en Zuidwest Azië, het Mediterrane gebied en Afrika. Verschillende botanische werken uit de late 17e eeuw verwezen herhaaldelijk naar de beroemde tuin van Fagel.
Helaas was deze tuin geen lang leven beschoren, want na de dood van Fagel nam Willem III, inmiddels ook koning van Engeland geworden, een groot deel van de collectie over en liet deze overbrengen naar Hampton Court. Deze collectie raakte in het begin van de 18e eeuw sterk verwaarloosd en was na enige tijd nauwelijks meer te herkennen als botanische tuin. Een klein deel kwam terecht in de Amsterdamse Hortus en werd daar in de collectie opgenomen.
De naam Fagelsloot, die door het perceel van de voormalige abdij stroomt, herinnert nog aan deze illustere bewoner.
Eind 18e eeuw kwamen de patriotten aan de macht en moesten de Oranjegezinden, waaronder ook de Ridderschap met al zijn heerlijke rechten het veld ruimen.
Johan Valckenaar
In de loop van de 18e eeuw raakte het gehele complex ernstig in verval. In de periode van de Bataafse Revolutie aan het einde van de 18e eeuw raakte de Ridderschap dus het beheer van het Leeuwenhorstcomplex kwijt en werd de gehele buitenplaats te koop aangeboden.
Valckenaar was een fervent patriot en derhalve bepaald niet oranjegezind. Hij woonde aan het Rapenburg te Leiden. Hij stamde uit een aanzienlijk geslacht en was bepaald niet onbemiddeld, want hij kocht het gehele complex Leeuwenhorst en tevens de buitenplaats Dijk en Burg.
Dijk en Burg, dat tot dan toe geheel apart stond en een afzonderlijke ontwikkeling had meegemaakt, werd nu bij het totale complex Leeuwenhorst gevoegd. Hij ging met voortvarendheid aan de slag, liet de ruïnes van de oude abdij slopen en investeerde het nodige in tuinbouw en veeteelt. Het is opmerkelijk, dat hij al na vier jaar alles verkocht aan Mr. Hermanus Petrus Hoog.
Klooster en kloosterkerk werden in de Reformatie (16de eeuw) gesloopt. Poortgebouw, herenhuis en boerderij bleven gespaard. Op deze plek bevindt zich nu de boerderij Oud Leeuwenhorst. Aan het eind van de 18de eeuw worden het huis en de landerijen van de Ridderschap geconfisqueerd en tussen 1801 en 1805 geveild.
Dijkenburg en Leeuwenhorst komen in één hand en gaan Leeuwenhorst heten. In 1802 wordt het huis Leeuwenhorst gesloopt. Ten oosten van de Gooweg werd in 1858 Klein Leeuwenhorst gebouwd. In 1871 worden Klein Leeuwenhorst en het huidige (Nieuw) Leeuwenhorst aan gravin van Limburg Stirum verkocht.
Tumblr media
Dijkenburg bleef buiten deze verkoop en kreeg toen waarschijnlijk ook zijn oude naam weer terug.
Klein Leeuwenhorst is een witgepleisterd blokvormig landhuis met neoclassicitische trekken. In de tuin zijn nog relicten van het klooster te vinden.
Tumblr media
Graaf van Limburg Stirum geeft in 1880 opdracht voor de bouw van een nieuw huis op Leeuwenhorst in neogotische stijl met detailleringen van de neorenaissancestijl. Dit huis wordt in 1943 afgebroken ten behoeve van de aanleg van een Duitse tankval.
Ter ere van Leeuwenhorst werd een afscheidsdiner gegeven. Met de afbraak van het huis verdween ook een levensstijl van grootse diners en jachtpartijen. Het koetshuis annex paardenstal is bewaard gebleven.
Het tuinplan voor Leeuwenhorst is getekend door Eduard Petzold en aangevuld door jonkheer Gevers. Het plan is niet uitgevoerd. De veelheid aan kronkelpaadjes is gebleven. Leeuwenhorst is nu eigendom van de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap en wordt beheerd als natuurgebied. 
1 note · View note
havenpoort · 3 years
Photo
Tumblr media
Klooster (deel 2)
In deze aflevering ga in op de volgende kloosters in Duin- en Bollenstreek:
Abdij van Rijnsburg  (1133 - 1574)  gesticht Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II,
Abdij van Leeuwenhorst (1261 – 1573) gesticht door Aarnout en Waalwijn van Alkemade,
St. Katharina en Barbera (1456 -  1572) gesticht door Frank van Boekhorst
Marienhaven (1386 - 1575) gesticht door hertog Aelbrecht van Beyeren,
St. Ursula (1410 - 1575) gesticht door heer Jan van den Woude.
De Abdij van Rijnsburg
De Abdij van Rijnsburg (1133 - 1574) werd in 1133 gesticht door Petronilla van Saksen, de weduwe van graaf Floris II, tijdens haar regentschap voor haar zoon Dirk VI. Het was een benedictinessenabdij voor uitsluitend adellijke vrouwen.
Tumblr media
Op grond van de overgeleverde liturgische handschriften kan worden vastgesteld dat men de Germaanse liturgische gebruiken volgde, waarvan de liturgische gebruiken sterke overeenkomsten vertonen met die van de zogenaamde Germaanse liturgie ('groupe Germanique', Rheinau 28).
Er is zo goed als geen reden aan te nemen dat de abdij Rijnsburg of haar moederhuis Stötterlingenburg in de Noordelijke Harz ooit tot de orde van Cluny hebben behoord.
Onder bescherming van de graven en gravinnen van Holland werd het de belangrijkste vrouwenabdij van Holland, met zeer veel bezittingen, waaronder Aalsmeer en Boskoop.
Een van de abdissen van de Abdij was Maria Schenck van Toutenburg.
In 1574 werden de gebouwen van de abdij verwoest, waarbij de nonnen naar Leiden verhuisden.
In het centrum van Rijnsburg, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland, resteert, als deel van de huidige kerk, alleen nog een van de twee torens van de romaanse abdijkerk.
Begraven in de abdij van Rijnsburg
Ada van Holland van Rijnsburg, abdis
gravin Petronilla van Saksen
graaf Floris     de Zwarte
graaf Dirk VI
graaf Willem I
graaf Floris IV
graaf Floris V
graaf Jan     I
Abdij Leeuwenhorst of Oud Leeuwenhorst
Het gebied oostelijk van de N206 en de Leeweg draagt de naam Oud Leeuwenhorst. Hier bevond zich vroeger de Cisterciënzer vrouwenabdij, ook genoemd klooster Ter Lee. Deze abdij werd in 1261 gesticht door Aarnout en Waalwijn van Alkamade de abdij. In 1262 werd op St. Thomas-avond de eerste steen gelegd. Clarissa van Noordwijk was de eerste abdis. De abdij Leeuwenhorst had in het begin geen kerk. In 1287 kreeg de abdij een middenkoor en in 1350 een kapel ter ere van St. Michaël.
Tumblr media
“Het ontginnen van woeste gronden was een specialiteit van de Cisterziënzer kloosters en in de dertiende eeuw was een aanzienlijk deel van Zuid-Holland nog één grote wildernis”, vertelt historisch geograaf Jan Beenakker van de Universiteit van Amsterdam.
In het veen achter de strandwallen werden waterlopen gegraven om het drassige land te ontwateren en te ontginnen. Leeuwenhorst lag langs het riviertje de Lee en werd daarom ook wel Klooster ter Lee genoemd. Stichters waren ridder Walewijn van Alkemade, heer van de ridderburcht Ter Leede bij Sassenheim, en zijn broer Aarnout. Na de dood van Walewijn trok zijn weduwe Clara van Noordwijk zich achter de kloostermuren terug, zij werd er de eerste abdis.
Wil je nog meer weten lees dan mijn eerdere blog Abdij Leeuwenhorst of Oud Leeuwenhorst.
 Het Klooster St. Katharina en Barbera
Dit klooster van Augustinessen werd in 1456 door Frank van de Boekhorst gesticht op een terrein ten noorden van de kerk van Noordwijk. Daarop had reeds eerder een geestelijke stichting gestaan, die de regel van de Derde Orde volgde, maar in 1450 was verbrand.
De nieuwe stichting werd gesteld onder het toezicht van het klooster St. Hieronymus, genaamd Roma, aan het Rapenburg te Leiden en in 1465 bovendien nog onder het klooster Syon. In 1492 werd het klooster onder de hoede van het kapittel van Windesheim geplaatst.
In 1572 werd het klooster opgeheven en werden de goederen voortaan beheerd door het Geestelijk kantoor. Bij die gelegenheid wist men zich in het bezit te stellen van het archief. Dit was aanzienlijk omvangrijker dan thans, te schatten naar de charters, die Romeins genummerd zijn. Het hoogste nog aanwezige nummer 8720 maakt aannemelijk, dat ruim zeventig charters verloren gingen of omstreeks 1572 door de zusters werden meegenomen.
In de eerste helft van de zeventiende eeuw wisten de heren van Noordwijk zich in het bezit van de goederen te stellen, die zij voor de bekostiging van de eredienst gebruikten. Zij konden dat doen omdat zij nazaten van de stichter waren.
Kerkruïne van Warmond (de ruïne bij de Oude Toren).
In 1410 en 1413 werden in Warmond twee kloosters gebouwd. Het eerste, mannenklooster Mariënhaven, stond op de plek waar in Warmond nu de woonwijk De Kloosterwei is gelegen. Het tweede klooster, vrouwenklooster St. Ursula, stond aan de noordzijde van de Oude Toren. Die plek is nu weiland.
Tumblr media
De twee kloosters waren groot en indrukwekkend. Alles wat de monniken en de nonnen nodig hadden om te leven was er te vinden. Er waren woongebouwen en eetzalen. Er waren brouwerijen, want iedereen dronk toen bijna een liter bier per dag (bier was veiliger dan water). En beide kloosters hadden een eigen kloosterkerk. In het middeleeuwse dorp stonden dus al drie kerken. 
Op de kloosters stonden ook gebouwen waar gewerkt werd, want het leven van monniken en nonnen speelden zich bijna alleen op het klooster af. De nonnen hadden bijvoorbeeld een weverij, waar zij vele uren aan het weefgetouw doorbrachten. De kloosters hadden beide een eigen boerderij, een melkhuis, een molen en stallen voor de dieren. Daar werden kippen, koeien, varkens en paarden gefokt. Ook werd er boter, kaas en zelfs honing geproduceerd. Een deel gebruikten de monniken en nonnen zelf, maar een deel werd ook verkocht aan koopmannen en op de markten in steden. Helemaal tot in Antwerpen werden Warmondse kloosterkazen verkocht.
Van de Warmondse nonnen is bekend dat ze het niet altijd nauw namen met hun belofte van kuisheid en armoede. In of buiten het klooster werd soms feest gevierd met veel eten en wijn. Tenminste eenmaal had een non een nachtelijk samenzijn met een manspersoon in de kloosterboerderij.
Marienhaven
In 1386 werd door hertog Aelbrecht van Beyeren de hofstede Oud-Teylingen met 10 morgen land te Warmond aan de abt van Camp bij Rheinberg geschonken, om aldaar een klooster te stichten van de Cisterciënser orde. De schenking bleek echter onvoldoende en de stichting van het klooster werd daarom aangehouden.
Tumblr media
De inkomsten uit de geschonken goederen werden in 1391 voorlopig toegekend aan de Cisterciënser-kloosters Onzer Vrouwenberg te IJsselstein en Onzer Vrouwenkroon te Heusden. De stichting van het klooster te Warmond werd mogelijk door een belangrijke schenking door heer Jan van den Woude, heer van Warmond, in 1412, die daarbij ook beloofde om zelf kloostergebouwen te stichten, 200 nobel te geven voor de bouw van de kerk, hierin een kapelrie te stichten en hieraan het vrije gebruik te verlenen van zijn molen.
Deze schenking werd in hetzelfde jaar bekrachtigd door hertog Willem van Beyeren, die hierbij het klooster onder zijn bescherming nam en het vrijstelling verleende van morgengeld. Het kapittel van Camp machtigde daarop de abt om de plaats te inspecteren, waarna het klooster bij de Cisterciënser orde werd ingelijfd en de verhouding werd bepaald tot het klooster te IJsselstein, dat 6 monniken zond als eerste bewoners (1413).
De bekrachtiging door de bisschop volgde in hetzelfde jaar, en hierbij werd ook de vicarie te Delft bij het klooster geïncorporeerd. Met de pastoor van Warmond werd een overeenkomst gesloten over de kerk, begraafplaats, enz. (1413). De broeders worden in 1413 genoemd fratres monasterii Portus beate Marie en later de broeders van de Sint Bernardus orde (1416), de heren en monniken van de Sint Bernardus orde (1468) en de broeders van Warmond (1470).
Het klooster wordt gewoonlijk vermeld als Mariënhaven of als het convent van de Bernardieten (1468). Naast de geestelijke broeders vond men in het klooster ook conversen, donaten, lekenbroeders en kostgangers (prebendarii). Het stond onder een prior (o.a. vermeld 1415), bijgestaan door een supprior en een procurator (o.a. 1463).
Bij het doen van de rekening van de kelder of cellarius worden ook de seniores genoemd, welk college in 1418 wordt omschreven als gevormd door supprior, kelder en 2 biechtvaders. Voor het huishoudelijk bedrijf zorgden de lekebroeders.
De bewoners stonden gunstig aangeschreven. Meermalen wordt de boekerij vermeld en in 1511 schreven de broeders voor Leiden een keurboek af. De kerk was vóór de brand van 1545 versierd met 13 gebrandschilderde ramen, waaronder een zeer mooi raam ter waarde van 100 £, geschonken door heer Jacob van den Woude, en van beelden en paramenten en kostbaar vaatwerk, waaronder een gouden altaartafel. Het klooster mocht zich in vele begunstigers verheugen en ontving belangrijke schenkingen, o.a. van hertog Jan van Beyeren in 1422 en van verschillende leden van het geslacht Van den Woude van wie het o.a. vrijdom van veergeld verkreeg.
De vrijdom van schot werd erkend bij arrest van het Hof in 1517 en tiendvrijdom werd verkregen volgens de bul van paus Innocentius IV van 1244. De stad Leiden kende aan het klooster wekelijks twee snoekbaarzen toe uit de Vroonvisserij.
In 1415 werd de abt van IJsselstein als visitator aangewezen en in 1423 werd een colligatie gevormd met de kloosters te IJsselstein en te Sibculo of Zibekelo, waarbij zich later nog enige kloosters aansloten (1489).
Het klooster werd besloten verklaard in 1462, nader geregeld in 1488. Het verkreeg verschillende aflaten in 1434 en 1469  en bezat relieken van Sint Basilla virgo, Sint Victor en het Thebaanse legioen.
Onder de kerksieraden worden genoemd 8 kelken, waaronder een met de passie en de twaalf apostelen, en een verguld-zilveren ciborie. Het door Symon Uten Hove gestichte klooster te Waerschot werd door broeders uit Warmond bevolkt, waardoor Warmond de paternitas van dit klooster verkreeg (1449).
De visitatie van het klooster Hemelspoort te Heemstede werd in 1455 aan de prior van Warmond opgedragen en deze had ook het toezicht op de Minrebroeders bij Leiden.
Volgens de kaart van Rijnland uit 1746 lag het klooster aan de wetering, die van de kerk te Warmond ongeveer evenwijdig loopt met de Warmonder Lee tot tegenover Abtspoel, op het punt, waar het Broerenpad naar de Postbrug loopt, ongeveer tegenover den Monnikenweg, die de Buurweg en de Warmonderweg verbindt.
De gebouwen brandden in 1545 af en werden, na de herbouw, tijdens het beleg van Leiden verwoest; de inkomsten werden in 1575 door de Staten aan de Hogeschool toegewezen onder toekenning van een alimentatie aan de kloosterlingen, die naar Leiden waren gevlucht. Er waren toen nog een prior, met 6 monniken en 2 lekebroeders; het inkomen van het klooster werd op 2500 Carolusgulden geschat.
Van het archief zijn de charters tot het jaar 1505 nagenoeg volledig in originali bewaard gebleven [de aflaatbrief van 1434 kwam later in het archief van het Sint Pancras-kapittel terecht]. Die van latere datum zijn slechts in afschrift in inv. nr. 1469 bewaard. Verschillende van de charters, die vóór de tijd van Jan van Hout aan liassen waren geregen, hebben sterk geleden door vocht enz., zodat zelfs enkele bescheiden niet meer te ontcijferen zijn.
Uit de aantekeningen van Jan van Hout blijkt, dat deze reeds in zijn tijd zich in zeer slechte toestand bevonden. Het door Jan van Hout vervaardigde register van brieven werd in bruikleen verkregen van de Curatoren van de Rijksuniversiteit te Leiden en het necrologium van het Kapittel van de Oud-Bisschoppelijke Clerezy te Utrecht.
St. Ursula
Het vrouwenklooster werd in 1410 gesticht door heer Jan van den Woude, ridder, die aan Katherine Woutersdochter, ministra van het Sint Margaretha-klooster te Leiden, een huis bij de kerk te Warmond en 1½ morgen land en renten schonken om een nieuw klooster te stichten als die van Sint Caecilia te Utrecht en van Sint Agatha te Delft.
Hij beloofde zelf een overdekte gang naar de kerk te bouwen en schonk verschillende voorrechten, waaronder dat om een kloostervoogd te hebben, en sloot een overeenkomst met de pastoor van Warmond, waarbij aan het klooster het recht werd toegekend om een of twee biechtvaders te kiezen, te laten prediken en missen te doen opdragen, enz.
De bisschop bekrachtigde de stichting in 1412 en verleende daarbij aan het klooster alle rechten van de derde orde van Sint Franciscus, waartoe het toetrad. Het klooster wordt gewoonlijk genoemd dat van de besloten zusters van de Elfduizend Maagden en eenmaal: van de orde van de Elfduizend Maagden (1431).
Het stond onder een ministra of mater en een pater, bijgestaan door een procuratrix, waarnaast ook de seniore zusters voor het convent optraden (1490). Het klooster was gesticht voor arme adellijke vrouwen en behoorde onder de rijke kloosters. Het stond in vriendschappelijke betrekking met Rodenburg en ter Lee (Leeuwenhorst), waarmee o.a. in 1526, 1533 en 1535 bezoeken gewisseld werden.
Het klooster schonk in 1529/30 en in 1538 een glas aan de buurkerk te Warmond en ontving zelf in 1547 een glas met de historie van de verloren zoon. De cellen op de grote dormter werden in 1526 vergroot en in 1529 werd de kerk opnieuw met riet gedekt. Alleen het hoofdgebouw van het klooster had een hard dak. De toren werd in 1551 vernieuwd. Bij het kerkhof was een huisje met een beeld van Christus aan de voet van het Kruis, dat in 1531 werd vernieuwd. In het klooster werd in 1543 een vergadering gehouden van de Grote Kalander-broederschap. De gebouwen, gelegen ten N.O. van de nog aanwezige ruïne van de buurkerk, werden tijdens het beleg verwoest.
De kloosters zijn zelfs helemaal verdwenen, omdat de bakstenen werden gebruikt om het Huys te Warmond te herbouwen. Want ook het kasteel was een ruïne geworden.
Maar het leven kwam weer op gang. Nieuwe boerderijen werden gebouwd. En in de ruïne van de kerk bij de Oude Toren werd het koor hersteld. Voortaan hielden de protestanten daar hun eredienst. 25-12-2020
1 note · View note
groningsnieuws · 4 years
Text
Broodje met… in Haren keert terug met Bart Flikkema van Klooster Yesse
... het bezoek van de cisterciënzer monnik Caesarius aan Martinikerk in Groningen én aan het klooster Yesse in Haren, precies 800 jaar geleden. meer https://www.google.com/url?rct=j&sa=t&url=https://www.dvhn.nl/groningen/stad/Broodje-met%25E2%2580%25A6-in-Haren-keert-terug-met-Bart-Flikkema-van-Klooster-Yesse-25916380.html&ct=ga&cd=CAIyGzdiZTM2OTAwNTFkODk0MDk6bmw6bmw6Tkw6Ug&usg=AFQjCNHKs_rYSPAbMJ4eePMut5_rRzddyQ
0 notes