Tumgik
#insecten
cactusklas · 5 days
Text
VLEK🐞I🪳N🪲S🐜E🦗C🪰T🦟E🐛N🕷️
8 notes · View notes
Text
Tumblr media
6 notes · View notes
irisgardenecology · 2 months
Text
Jullie beste vragen (en mijn beste antwoorden) over (regenwater)vijvers!
Ik krijg regelmatig vijvervragen naar aanleiding van mijn blogs, mijn boek Tuinlogica en lezingen. Zo vaak zelfs, ik heb een vragenstop moeten inschakelen, zo veel (onbetaalde) tijd was ik eraan kwijt! Daarom heb ik hier 7 van de beste en meest voorkomende vragen verzameld: hopelijk neemt dit de grootste/laatste vraagtekens weg! Continue reading Jullie beste vragen (en mijn beste antwoorden)…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
zielsvlucht · 8 months
Text
De Tuinen
Deel 2 - 27 minuten leestijd - deel 2 van 4
[lees deel 1]
Een week later toen Amia weer uit het venster aan het staren was, zag ze plots een vreemde oude man over de binnenplaats wandelen. Ze kende deze man niet en het was dan ook de eerste oude man die ze ooit gezien had. Amia kende geen enkele fee die er oud uit zag.
Ze stond op en holde de trappen af naar beneden om te gaan kijken. Toen ze op de binnenplaats kwam, schrok ze. De man was veel groter dan ze gedacht had. Twee bewakers liepen naast hem en zij kwamen nauwelijks tot aan zijn knieën. Amia bleef staan en gaapte de man aan. De man praatte tegen de bewakers, tot als hij haar opmerkte. Dan wuifde hij naar haar met een warme glimlach. Plots had Amia geen schrik meer van de man. Ze kwam dichterbij.
“Dag meneer.” stamelde Amia toen ze zo dicht was gekomen als ze durfde.
“Dag dag! Gij zijt waarschijnlijk Amia!” zei de oude man vrolijk.
Hij nam zijn vreemde pinnenmuts af en knielde neer voor Amia, maar zelfs dan torende hij nog steeds over haar uit. Amia kon er niet van over. Ze wist dat alle volwassen feeën groter waren dan haar omdat ze ouder waren, maar konden feeën dan echt zo oud worden dat ze zo gigantisch werden?
“Hoe komt het dat je zo oud bent?” vroeg Amia met de tact van een slecht opgevoede prinsessendochter.
De man lachte geamuseerd en zei: “O dat heeft me lang geduurd. Maar bedankt! Hoe komt het dat gij zo groot bent geworden? Zijt gij het nieuwe prinsesje?”
Amia glunderde.
“Ik ben een prinses, maar mama ook.” Zei ze verlegen. “En ik ben niet zo groot als jou.”
“Ach ge moet ook niet zo groot zijn als mij. Dan botst ge met uw hoofd overal tegen in dit kleine paleis. Ik raad het af.”
“Maar jij bent zooo groot!” zei Amia die nog steeds in de ban was van de reusachtige man.
“Wel nee. Ik ben klein. Maar we zijn allemaal klein dus dat lijkt niet zo.”
“Wij zijn niet klein! En jij bent zeker niet klein. Ik heb nog nooit iemand gezien zo groot als jou!”
“In deze wereld leeft ook niets groter dan mij. Maar op andere plaatsen, voorbij de sterren, leven er erg grote joekels die kleine stakkers zoals ons zouden vertrappelen als ze niet goed uitkijken.”
“Echt?”
“Ja hoor! Zoals trollen en draken. Ge zou ze eens moeten zien. Reuzen zijn het!”
“Wouw! Heb je die al eens gezien? Ben je al eens in een andere wereld geweest?”
“Natuurlijk! Ik reis veel. Ik ga van wereld tot wereld en op weg maak ik veel vrienden. En ook veel ruzie. Maar de vrienden zijn het leukst! Sommigen van hen zijn trollen en ik ken ook een grote draak die Syroop heet.”
“Siroop?! Wouw! Ik heb nog nooit andere magische wezens gezien. Enkel feeën.” zei Amia.
“Nee?” vroeg de grote man. “En hebt ge dan nog nooit een kabouter gezien?”
“Nee!” zei Amia.
De man knipoogde naar Amia. Een tel later viel haar mond open en ze riep:
“Jij bent een kabouter!”
“Goed gezien!” lachte de kabouter, en hij zette zijn muts weer op.
Terwijl hij lachte, staarde Amia naar de grijze tanden die vanonder de nog grijzere baard kwamen. Ook het kale hoofd dat net terug verdween onder de muts, was te vreemd om niet naar te staren.
“Waarom is je haar grijs?” vroeg Amia. “Is dat bij alle kabouters zo?”
“Oh heb ik nog haar? Dat wist ik niet.” lachte de man, en dan legde hij uit: “Kabouters zijn anders dan feeën. Wij worden ouder.”
“Wij ook hoor!” zei Amia. “Binnenkort ben ik ook oud. Nog tien jaar zegt mama!”
“Ja natuurlijk.” zei de kabouter. “Gij zult ook groot worden net zoals uw ouders. Maar wij kabouters, wij blijven steeds ouder worden. Ook als we al groot zijn.”
Dat begreep Amia niet.
“We blijven groeien.” legde de kabouter uit. “Maar we worden niet meer groter. Enkel ouder, grijzer en dikker.”
“En stopt het dan wanneer je helemaal oud, grijs en dik bent?” vroeg Amia serieus.
“Ja.” Zei de kabouter. “Uiteindelijk stopt het en dan gaan we weg.”
“Waarheen?” vroeg Amia
“Pfff.” blies de kabouter. “Weg van hier. Tegen dan hebben we alles gezien en vinden we het leven te saai om te blijven rondhangen. Ge moet mij niet vragen hoe jullie elfkes jullie niet verschrikkelijk vervelen na zo eeuwig in jullie paleizen rond te hangen.”
“Hoe kunnen wij ons ooit vervelen in de prachtige tuinen die de kabouters ons geschonken hebben?” Vroeg Amia’s vader, die met een glimlach het binnenplein op stapte.
“Goede eeuwige morgen, Prins Vidésurs.” zei de kabouter.
De man ging weer recht staan en maakte dan een sierlijk bedoelde, maar stuntelig uitgevoerde, buiging.
“Toe nu, Bolderik. Voor mij moet u geen buiging maken.”
“Jawel uwe hoogheid. Ik doe het voor u, maar nooit voor iemand anders!”
“Dat zal wel zijn.”
“Uw vake kent me te goed.” zei de kabouter tegen Amia met een knipoog.
“Blij om u te zien Bolderik. Kom, volg mij naar de troonzaal.” zei Amia’s vader.
“O hoe kon ik de troonzaal vergeten!” zei de kabouter blij. Hij volgde de prins naar binnen. Amia en de bewakers volgden ook.
“Hoe gaat het met u de voorbije eeuwen?” vroeg de prins onderweg.
“Goh u kent mij, Prins.” zei Bolderik.
“Niet te eenzaam?”
“Niet eenzamer dan de trollen.”
“Hoe gaat het met hen? Zijn de geruchten waar?”
“Ja. Ik vrees er voor. Ze zijn allemaal Immer ontvlucht. De meesten van hen zweven nu door de leegte. Ze verschuilen zich in asteroïde gordels, in het volle licht van de sterren. Versteend voor altijd, maar veilig voor alle mogelijke rampen.”
“Slim. Zo zal de duisternis hen nooit vinden.”
“Misschien is het slim, maar ik vind het triest.” zei de kabouter. “Het is geen leven voor de trollen en nu ligt hun rijk er verwaarloosd bij. Al hun koningen en koninginnen zijn versteend. Ondertussen zijn de grijslingen alleen achtergelaten op de planeet. Wanneer de duisternis komt, zullen er geen magische wezens zijn om hen te beschermen.”
“Zo ver zal het niet komen, Bolderik. En wanneer we de duisternis terug geslagen hebben, zal Aberon de trollen weer komen bevrijden. Dat weet ik zeker.”
“Ik kan niet wachten.” zei de kabouter. “Hoe gaat het met u? Bevallen de tuinen u?”
“Zeker. De tuinen zijn prachtig. Onze kinderen spelen er en wij kijken er graag naar.”
“Wat een zonde.” zei Bolderik.
“Hm?” zei de prins.
Ze stapten de troonzaal binnen. Amia ging speels op de vloer naast de troon zitten. Ze kon niet stoppen met naar de kabouter te staren.
“Dat jullie enkel naar de tuinen kijken.” verduidelijkte de kabouter. “Jullie zouden er in moeten spelen zoals jullie kinderen. Leef in de tuinen. Wees een deel van de tuinen. Dat is waarvoor een tuin dient.”
“Dat klinkt geweldig, Bolderik. Maar we hebben geen tijd. De feeën van de nacht rusten nooit en dus kunnen wij dat ook niet doen.”
De kabouter knikte en zei: “Is het voor de tuinen dat jullie mij hebben opgeroepen?”
“Een beetje.” zei de Prins terwijl hij zich in zijn troon neerzette. “Maar vooral voor het krachtveld. We hebben onlangs een spin aangetroffen in onze kamers.”
“Hier? In het paleis?” vroeg de kabouter.
“Ja.”
“Dat is fascinerend! Ze moet ver van huis geweest zijn. Wat voor een spin was het?”
De prins wisselde even een blik met één van de bewakers en zei dan:
“Ik ben niet helemaal op de hoogte van de verschillende spinnen die er zijn. Vertel mij eens, wat maakt spinnen verschillend van elkaar?”
“Oh zo veel dingen, uwe hoogheid. De webben die ze maken zijn verschillend, maar velen van hen maken niet eens webben. Sommige spinnen zijn stekeblind en andere spinnen zien alles. Sommige spinnen geven prooien aan elkaar om de liefde te verklaren. Andere spinnen dansen! U zou het eens moeten zien!”
“En zijn er duistere spinnen? Of spinnen die spreuken van het licht kennen?”
“Oh nee nee, uwe hoogheid. Spinnen kunnen geen spreuken maken. Ze kunnen niet eens zingen, want ze kunnen niet praten. Ik betwijfel of ze zelfs dromen.”
“Dus al deze verschillende spinnensoorten, hebben allemaal dezelfde magische kwaliteiten?”
“Ja Prins. Het is te zeggen; geen magische kwaliteiten. Het zijn spinnen.”
De Prins knikte en zei: “Dat is wat ik al dacht.”
“Maar dat wil niet zeggen dat ze allemaal hetzelfde zijn!” zei Bolderik met een geheven wijsvinger.
“Natuurlijk Bolderik. U heeft gelijk.” zei de prins met een glimlach. “Ik apprecieer dat u zo veel weet over grijze dieren, en dat u zo’n aandacht en geheugen heeft voor al die details.”
“Dank u prins.”
“Maar natuurlijk, wij feeën moeten vooral weten waartoe een wezen in staat is, en waar een wezen staat op de as van licht tot duister.”
De kabouter glimlachte en zei: “Met alle respect uwe hoogheid maar de as van licht tot duister is een zorg waar enkel de feeën mee inzitten. En spinnen zijn, zoals alle grijze wezens, in veel dingen tot staat. Ook zonder magie.”
De prins knikte.
“U zou bijvoorbeeld nooit een web kunnen spinnen zonder een toverspreuk. Een spin kan dat wel, en het kan nog veel meer. Alles dat de spin doet komt uit haar instinct. Niet uit licht, of duisternis. Puur instinct!”
“Het is indrukwekkend, de wijsheid van een kabouter.” zei de prins glimlachend tegen één van de bewakers.
De bewaker knikte, en Bolderik zei: “Dank u Prins. Maar zeg eens als u niet wist wat voor verschillende soorten spinnen er waren, was het dan niet heel moeilijk voor u om de spin terug naar haar thuis te brengen?”
De prins glimlachte en na een korte stilte zei hij. “Met de juiste spreuk is ons dat toch gelukt.”
“Ah jullie briljante feeën!” zei Bolderik blij.
“De spin die binnen was geraakt veroorzaakte wel veel gevaar.” zei de prins dan.
“Werkelijk?” vroeg Bolderik.
De prins knikte.
“Uwe hoogheid, ik denk niet dat een spin veel kan doen tegen de toverkunsten van elfkes.” zei Bolderik. “Excuseer, feeën.”
“Dat is ook zo. Maar de prinses maakte zich zorgen om Amia.” zei de Prins. Hij gaf Amia een blik. “Zij heeft de spin gevonden.”
“Kijk eens aan! Een kasteel vol bewakers en enkel dappere Amia die de indringer vindt. Wat een afgang!” lachte de kabouter.
Amia glunderde, maar Vidésurs lachte niet en hij zei: “Is het niet waar dat een spin jaagt op grijze wezens van dezelfde grootte als Amia? Uit puur instinct, zoals u zegt.”
Bolderik bekeek Amia eens en zei: “Het hangt er wat van af. Veel spinnen zouden jagen op insecten die veel groter zijn dan Amia. Ik heb al spinnen gekend die mij aanvielen toen ze veel honger hadden!”
De stilte van de prins deed Bolderik van toon veranderen en dan zei hij: “Ik zie het probleem, uwe hoogheid. Het krachtveld houdt enkel magische dreigingen tegen. U wilt dat het ook spinnen tegenhoudt. En u vindt het verstandiger om de revisie van kabouterspreuken aan een kabouter over te laten. En u heeft gelijk, dat is ook zo.”
De prins knikte. Hij zei: “Het krachtveld zou alle roofdieren moeten tegenhouden. Spin, of geen spin. Ik ben vrij zeker dat we elke dreiging ook zouden kunnen afschudden zonder dat magische schild, maar daar hebben we geen tijd voor. Ik wil mijn mannen niet afleiden met ongedierte uit het paleis te jagen.”
Bolderik knikte.
“Breng me naar de toverkern die de kracht van het paleis huist en ik zal er wat aan doen.”
“We vroegen ons ook af, Bolderik.”
“Ja?”
“Waarom zijn er spinnen in onze tuinen? Amia gaat vaak spelen in de vallei. Meestal met haar broer, maar toch zou ze daar ook aangevallen kunnen worden door zo’n roofdier. Waarom zijn die beesten er? Al dat wij eigenlijk nodig hebben, is onze mooie tuinen. De bossen, de velden, de bloemen. Vooral de bloemen, die vind Amia zo mooi.”
Vidésurs gaf Amia een vrolijke glimlach terwijl hij dat zei.
“Ah maar ziet u Prins. Dit zijn Immer tuinen. Immer bloemen. Men kan zo geen bloemen hebben zonder insecten.”
“Nee?” vroeg de prins.
“Nee. Tenzij als u een bezwering wilt leggen op de hele vallei puur om alle bloemen onsterfelijk te maken, maar dat zou te veel kracht kosten. Zelfs voor u. Insecten zijn gewoon een efficiënte oplossing want zij verzorgen bloemen uit nature. Hetzelfde geldt voor alle planten in uw tuin.”
“Dat geloof ik.” Zei de prins denkend. “Maar spinnen zijn toch geen insecten?”
“Dat klopt. Spinnen zijn geen insecten maar als er niets is om de insecten te eten, dan zullen er te veel insecten komen. Dan vormen ze grote zwermen die de tuinen zullen verwoesten.”
“Zei je niet net dat insecten de tuinen verzorgden?”
“Ja prins, maar te veel van wat dan ook is slecht. Insecten zorgen niet voor de tuinen omdat u het vraagt. Of omdat kabouters het hen gevraagd hebben. Het is puur-”
“Instinct.” zei de Prins.
“Inderdaad. Zij volgen gewoon hun instinct. Ze zijn er zich niet van bewust dat ze de natuur verzorgen, en zouden er zich ook niet bewust van zijn als ze de natuur vernielden. Ik was er niet bij toen mijn mede-kabouters deze tuinen maakten, maar ik neem aan dat men de mooie stukskes van het klimaat van Immer naar hier heeft gebracht, en dan hebben ze alles ingeperkt met toverspreuken. En de spreuken doen al veel werk om de tuin te verzorgen, vermits er hier geen grote dieren zijn. Als ik me niet vergis.”
“Klopt. Geen grote dieren. Enkel wij en dieren van… ons formaat.”
Bolderik knikte en zei: “Als er geen grotere dieren zijn om de insecten te eten. Zoals vogels, mollen, muizen, kikkers,... Dan heeft de tuin zeker spinnen nodig. Want spreuken alleen kunnen de rauwe kracht van de natuur niet tegenhouden.”
“Dat zegt u. Maar als de spreuk krachtig genoeg is, zal het wel gaan.” zei de prins.
“Misschien heeft u gelijk Prins.” zei Bolderik met een lachje. “Misschien dat een machtige fee het allemaal had kunnen doen met een paar spreuken. Maar de feeën hebben het aan de kabouters gevraagd. Voor een reden, geloof ik. En kabouters hebben niet zo’n straffe toverkunsten als jullie. Wij rekenen liever op onze kennis van de werelden.”
“Dus de spinnen zullen moeten blijven?” zei de prins.
“De spinnen zullen moeten blijven. Maar ik kan er voor zorgen dat ze niet meer tot in uw paleis geraken!”
De Prins knikte en zei: “Voor ik u naar de kern breng, heb ik nog één vraag over het krachtveld.”
“Ja?” vroeg Bolderik.
De Prins keek naar Amia en zei: “Amia, ik denk niet dat je broer al eens een kabouter gezien heeft. Hij zou dit niet willen missen. En Bolderik heeft Sorre ook nog niet gezien, natuurlijk. Kan jij hem even gaan halen?”
Amia wist dat hij dit zei om haar even uit de kamer te krijgen. Anders had hij het aan een bediende gevraagd. Maar ze knikte, stond recht en stapte de deur uit. Aan de andere kant van de deur zag ze dat er geen bewakers stonden, dus ze bleef er achter de hoek staan. Niemand kon haar hier zien luistervinken.
Een paar tellen later zei de prins:
“Er is nog een spreuk die u aan het krachtveld moet toevoegen. Dit komt van Aberon zelf.”
“Oh? Een vraag van de feeënkoning? Ik ben vereerd.” zei Bolderik.
“Maar het is een heel krachtige spreuk. Ik moet het uitvoeren nadat u de kern ontgrendeld. Het is een bescherming die weert tegen een fundamenteel mechanisme van onze realiteit. Het is zoals de zwaartekracht ontkennen, of de tijd stil zetten. Denkt u dat de kern sterk genoeg zal zijn om zo’n bezwering te dragen?”
“Ik zou eerst de kern moeten zien.” zei Bolderik. “Maar ik zou denken van wel.”
“Ook met alle andere spreuken die de kern al draagt?”
“Ik geloof van wel. Wat voor een spreuk is het? Wat wil de wijze Aberon doen met uw paleis?”
“Dit mag deze muren niet verlaten, Bolderik-”
“Natuurlijk,” knikte de kabouter
“maar Aberon heeft een plan om de duisternis eindelijk voorgoed te verslaan. Zodat al jouw vrienden; de trollen, de draken, de dieren, de kabouters die er nog zijn,... zodat zij weer vredig kunnen leven.”
“Uwe hoogheid, ik heb al veel plannen gehoord om de duisternis voorgoed te verslaan.” Mompelde Bolderik.
“Dit is anders.” zei de Prins. “Aberon en zijn machtigste kinderen bereiden een ritueel voor. Het zal uitgevoerd worden tijdens het toppunt van de grote cluster eclypse. Er is veel dat je niet weet. Al een tijd geleden heeft Koning Aberon zijn krachten gebruikt om een pact te maken met de kosmos zelf. Hij is in gesprek met de hele schepping.”
“Dat is niet mogelijk.” zei Bolderik.
De prins knikte van wel en hij zei: “Vergeet niet dat in het begin der tijden het de kosmos zelf was die de feeën het geschenk van magie gaven.”
“Maar Prins, dat is maar een legende. Niet geschiedenis.” zei Bolderik.
De prins gebaarde naar Bolderik om stil te zijn en hem te laten uitspreken.
Hij vertelde: “Net als in de oertijd toen het feeënras nog in de Nevelen leefde. Toen de oude feeën, waaronder Aberon en Marragan, er in slaagden om te praten met de kosmos zelf. Waarop de kosmos zo onder de indruk was van de feeën dat ze ons beloonde met toverkracht; De kracht om al haar eigen wetten te ontkennen. De kracht om zelfs de dood te verbannen. Net zoals toen, staan de feeën van het licht weer in gesprek met de kosmos. Aberons plan is om de misdaden van de duisternis te tonen aan de kosmos, en haar te overtuigen om de toverkracht van de duisternis weer terug te nemen want zij hebben hun kosmisch geschenk misbruikt. De kosmos zal luisteren. Zeker als we de juiste spreuken gebruiken. De feeën van de nacht zullen hun toverkracht verliezen en zonder hun toverkracht zullen ze machteloos zijn. Al hun operaties zullen gestopt worden, en we zullen ze eindelijk verslaan.”
Bolderik schudde zijn hoofd en zei: “Prins. Als dit waar is, als dit gestoorde plan slaagt, dan betekent dit het einde van de feeën van de nacht. U weet dat de feeën van de nacht al duizenden jaren magie gebruiken om zichzelf in leven te houden in de diepste en koudste uithoeken van de ruimte. Zonder eten, zonder warmte, zonder licht. Zonder toverkracht zijn het niets meer dan lijken! Als u hun magie wegneemt, dan zullen ze niet meer overleven! Het wordt het einde van een heel rijk. Een heel volk zal uitsterven!”
“Waarschijnlijk.” zei de Prins. “Maar dat volk is onze vijand, Bolderik. U begrijpt dat de feeën van de nacht dit ook met ons zouden doen. Ze hebben al veel erger geprobeerd. U weet best van iedereen dat ze in staat zijn tot de verschrikkelijkste dingen en het is zij of wij.”
“En de feeën van het licht vinden het niet erg om zelf ook de verschrikkelijkste dingen te doen, om hen tegen te houden?” zei Bolderik.
“Let op je woorden kabouter.” zei de Prins streng. “Wanneer Aberons plan slaagt zal u ons dankbaar zijn. Wij maken een einde aan talloze duizenden jaren oorlog! Duizenden jaren oorlog waaraan u uw vrienden, uw familie en uw eigen vrouw verloren heeft.”
“Dat klopt.” zei de kabouter somber. “Maar jullie feeën spelen met vuur! U begrijpt toch, Prins, dat als de feeën van de nacht weet zouden hebben van dit plan. Als ze zouden weten dat de feeën van het licht hen voor goed zouden verslaan. Al was het maar seconden voor hun laatste adem. Ze zouden alles doen! Alles! Om de rest van de kosmos mee het graf in te sleuren. Ze zouden alle sterren doven. Alle werelden afbranden. Niets en niemand zal nog veilig zijn wanneer de feeën van de nacht beseffen dat het hun laatste uur is. Ze zullen niets meer inhouden! De hele kosmos zal voelen hoe de duisternis sterft!”
“Dat is waar, Bolderik. Het is heel gevaarlijk. Daarom reken ik op jou, en iedereen hier om het geheim te bewaren. Vertel het niet door aan geen enkel ander magisch wezen. En ook niet aan dieren.”
“Dat zal ik zeker niet doen, Prins. Maar de feeën van de nacht zijn slim en listig. Wat als ze er zelf achterkomen? Hun furie zal miljarden doden!”
“Ach Bolderik. Zelfs nu al, in een relatieve stilte in onze eindeloze oorlog, doden de feeën van de nacht dagelijks miljarden wezens over de hele kosmos. Wezens van het licht, grijze wezens en zelfs hun eigen duistere schepsels. Zij kennen geen genade. Ja, zij zouden volledig ontsporen in hun laatste uur, maar niets dat zij doen zullen wij niet verwachten.”
“Onderschat ze niet, Prins! U zit hier hoog en droog in uw paleis, in uw mooie tuinen onder de eeuwige zon. Maar zij; Zij zitten in het duister, onder het zwakste sterrenlicht bij dode zwarte zonnen. U heeft geen idee wat er speelt onder hen. Wat zij denken. Wat zij weten dat u niet weet. Dat misschien Aberon niet weet. Telkens als Aberon een plan heeft, dan heeft Marragan er drie!”
De prins liet even een stilte vallen en zei dan. “Ik apprecieer uw bezorgdheid Bolderik. En we zullen zo voorzichtig zijn als mogelijk is. Maar dit is tussen ons en de duisternis. Het is niet een zaak voor een kabouter.”
“Dit is een zaak voor het hele universum!” riep Bolderik verontwaardigd. “Voor alles dat leeft! De sterren kennen meer dan alleen feeën! En wat als-”
De kabouter wees naar de prins.
“Wat als de kosmos luistert en de magie wegneemt van de duistere feeën, maar wat als de kosmos dan ook plots beseft wat de feeën van het licht al hebben mis gedaan met hun eigen kosmisch geschenk. Wat als jullie ook jullie krachten verliezen. Hoe zullen jullie dan overleven?!”
Vidésurs liet weer een stilte vallen, maar het was duidelijk dat de kabouter hem kwaad aan het maken was. Dan beheerste de prins zich weer en zei hij:
“Dat is waarom u een extra spreuk moet toevoegen aan de kern. In het onwaarschijnlijke geval dat wij ook onze magische krachten zouden verliezen, moeten onze sterkste bezweringen overgedragen worden op de kern. De kosmos zal onze krachten wegnemen, maar ze zal de krachten niet wegnemen van eender welk wezen waaraan wij magie gegeven hebben. Want dat was ons eigen geschenk om te geven en het is niet aan haar om het weg te nemen. Dus u zal blijven toveren, net als de trollen, de draken, en eender welk voorwerp dat wij magisch gemachtigd hebben.”
“Zoals de kern.” zei Bolderik.
De prins knikte. “Wij zullen de dood niet meer buiten het paleis kunnen houden. Maar als een echo van onze bezweringen in een kern zit, dan wel. Daarvoor dienen kernen; om de spreuken van feeën te dragen tot lang na hun dood.”
“Dus als dat gebeurt, zullen de schilden de dood buitenhouden en blijven jullie hier veilig zitten in jullie paleis.” Zei Bolderik hoofdschuddend. “Terwijl feeën overal in de kosmos plots hun toverkracht zullen verliezen en waarschijnlijk zullen sterven.”
“Ja. Maar niet de belangrijkste feeën van het licht, want Aberon heeft ons gewaarschuwd van deze mogelijkheid en heeft ons allemaal een spreuk doorgegeven om ons er tegen te weren.”
“Maar als het gebeurt zullen jullie nooit meer jullie paleis kunnen verlaten.”
“Oh jawel.” zei de prins. “Nadat de feeën van de nacht verslaan zijn is het enkel nog maar een kwestie van onze eigen krachten terug te krijgen. Dat wordt dan de volgende stap. Maar al dat is maar in de onwaarschijnlijkheid dat de kosmische spreuk misloopt. En dat zal niet gebeuren.”
“Is dat waarom uw jongste dochter grijs is?” vroeg Bolderik.
Vidésurs antwoordde niet.
Bolderik zei: “U heeft zo veel vertrouwen in het woord van Aberon, uw vader, dat u een oer-elfje gemaakt heeft? Een elfje zonder magische kwaliteiten, die dus niet zal aangeraakt worden door deze verschrikkelijke massa-vernietigings spreuk?”
“Spreek zo niet over mijn dochter, kabouter.”
“Ik heb gelijk!” zei de kabouter.
“Ja.” Zei de prins geduldig. “Als het blijkt dat we inderdaad vast komen te zitten in ons eigen paleis, kunnen we op Amia en andere trouwe grijsling-feeën rekenen om veilig naar buiten te gaan en ons te helpen met onze toverkracht weer te herstellen. Daarna kunnen ook zij eindelijk toverkracht krijgen.”
“Dus dit plan is al jaren in ontwikkeling! Wat een nalatigheid! Jullie feeën willen niet eens omgaan met de gevolgen van jullie eigen wandaden. Dat laten jullie over aan jullie eigen machteloze grijze kinderen! Altijd de kinderen! Hoeveel van Aberons eigen kinderen heeft hij bevolen om grijze kinderen te maken voor zijn plan? Waren het alle koninklijke families of enkel de uwe?”
“U spreekt wel heel frank tegen een prins van de feeën van het licht, Bolderik!” waarschuwde Vidésurs.
“U spreekt heel frank tegen de kosmos!” Wierp de kabouter terug. “Het universum heeft u geschapen, Prins! Niet andersom. U wilt de schepping misbruiken om uw vijand te vernietigen. Maar wat als de kosmos uw vijand niet wilt vernietigen? De feeën van de nacht zijn deel van de kosmos! U vraagt haar om een deel van zichzelf af te werpen. Voor u. En wie bent u?! Al dat de kosmos ooit wou toen ze uw ras het kosmische geschenk gaf, was om beschermd te zijn van de entropie! Om de schepping te laten bestaan. Om te blijven schitteren voor altijd! Jullie zijn haar hoeders! Maar nu wilt Aberon de realiteit zodanig manipuleren dat de dood weer binnengelaten wordt! U maakt het prachtigste ding ooit weer ongedaan! Toverkracht! U doet toverkracht teniet! En waarom? Omdat jullie gefaald hebben om vrede te maken met de duistere kant van de magie? Waarom kunnen feeën nooit de natuur accepteren zoals het is?!”
De prins stond op uit zijn troon en riep: “Genoeg Bolderik!”
Bolderik zweeg.
“Ik zou een andere kabouter moeten gaan zoeken voor deze taak.” zei de prins kwaad.
“U zal er geen meer vinden.” zei Bolderik stil. “Het is al een eeuw geleden sinds ik laatst een andere kabouter zag. En ik heb gezocht.”
Dit deed de woede van de prins weer wegebben.
“En toch bent u naar mijn paleis gekomen om mij te helpen.” zei hij. 
“Ja Prins.” zei Bolderik op een mopperende toon. “Ik was in de buurt en u bent mijn vriend. Ik heb weinig vrienden over die ik nog mag helpen de laatste tijd. De rest is verloren, versteend of dood.”
Bolderik zuchtte diep en zei dan: “Vergeef mij, Prins. Ik voel me zo veel eeuwen ouder dan ik eigenlijk ben… Hoe kan u dit doen? Zo lang leven. Zo veel kinderen krijgen en weer verliezen. Zo lang vechten en nooit moe of cynisch worden?”
De prins knikte zachtjes en zei: “Als u ooit zo oud wordt als ik dan zal u het zelf wel ondervinden.”
“Ik wordt nooit zo oud als u, dwaas!” zei Bolderik en hij schoot in de lach.
“Niet met die attitude, Bolderik.” lachte de prins.
“U bent een veredeld geanimeerd lijk uit de Nevelen! Dit zonnestelsel is vele malen jonger dan u! Dat kan ik nooit overtreffen! Ik ben maar een stervelingske. Een eendagsvlieg!”
Amia hoorde ze beiden hard lachen.
“Ach ja. De Nevelen.” Zei de prins nostalgisch. “Vaak mis ik het nog, Bolderik. Als u ooit de Nevelen had gezien zoals het vroeger was, voor de eeuwige oorlog. Dan zou u begrijpen waarom wij feeën nog steeds blijven vechten.”
“Ik kan niet geloven dat er ooit een tijd was voor de oorlog. Dat het ooit ergens begonnen is. Soms denk ik dat u het verzint.”
Vidésurs schudde zijn hoofd. “Nee Bolderik er was ooit vrede. Ik ben geboren in die vrede. Het was prachtig. De kosmos was nog zo jong en de Nevelen, onze thuiswereld, het was zoals u zegt dat een tuin hoort te zijn. We leefden er. We speelden er. We vierden er onze toverkracht. Voor de oorlog. Voor Marragan. Wat een leven! En dan werd het een slagveld…”
“En nu is het stof…” zei Bolderik stil.
“Een grote onleefbare wolk as, doorzeefd met zwarte gaten.” zei de prins stil. “En niemand zal ooit weten wat het vroeger was. Enkel wij feeën…”
Net dan kwam Sorre de troonzaal binnen gelopen vanuit een andere deur. Amia had hem niet geroepen, maar hij had waarschijnlijk zelf de verheven stemmen gehoord.
“Wow! Een kabouter!” zei Sorre toen hij Bolderik zag. Bolderiks gezicht klaarde meteen op toen hij het feeënkind zag en hij zei: “Oh kijk eens aan! Ik denk dat het al eeuwen geleden is sinds ik zo’n machtige feeën prins zag.”
Amia maakte van de gelegenheid gebruik om terug naar binnen te stappen. Niemand wist dat ze geluisterd had.
“Echt?!” zei Sorre enthousiast.
“Ja. Gij kunt al behoorlijk wat toveren. Dat voel ik gewoon! Straks wordt uw vake jaloers!”
“Sorres spreuken schieten goed op.” Zei Vidésurs tevreden. “Overlaatst heeft hij geleerd om vuur te toveren.”
“Vuur toveren? Ah maar dat is pas handig! Dan kunt ge makkelijk de haard aansteken in de winter.” zei Bolderik.
“Wat is winter?” vroeg Sorre.
"Gij weet niet wat winter is?" Zei de kabouter. Hij keek naar Vidésurs en zei "Uw kinderen weten toch wat sneeuw is?"
"Ik vrees van niet, kabouter." Lachte de prins.
"Ach arme drommels."
"Wat is sneeuw dan?" Vroeg Sorre.
"Als ik ooit de kans krijg zal ik u en uw zus eens tonen hoe sneeuw er uit ziet." Zei de kabouter met een knipoog.
Daarna gingen Vidésurs en Bolderik de kelders in. Sorre en Amia mochten niet mee. Amia bleef geduldig op een bankje op de binnenplaats wachten, tot ze na een aantal uur weer verschenen. Amia sprong weer recht van zodra ze de kabouter naar buiten zag stappen.
“Ah! Hier is onze dappere spinnenjager weer!” zei Bolderik vrolijk.
Amia glunderde. De prins kwam ook naar buiten gaf Amia een korte knik. De kabouter tuurde de lucht in, naar de sterren aan de horizon.
“Ga je dan weer door, Bolderik?” vroeg Vidésurs.
“Ja Prins. Het spijt me maar ik was met iets belangrijk bezig toen u mij opriep.”
Samen liepen ze door de poort naar buiten, naar de kronkelende trappen die de berg af rolden.
“Hoe ben je hier geraakt?” vroeg de prins.
De kabouter wees de vallei in naar een punt in de verte.
“Daar.” zei hij.
De prins knikte.
“Wat is er daar?” vroeg Amia.
“Een wormgat.” zei de kabouter.
“Een worm-wat?” vroeg Amia.
“Een tunnel.” Verduidelijkte Vidésurs “Bij één van onze forten in de vallei.”
“Is dat niet lang stappen?” vroeg Amia.
“Ik heb niet gestapt, kind.” lachte de kabouter. “Wilt ge een toverkunstje zien?”
“Bolderik, ik heb liever niet dat je dat soort magie aan mijn kinderen toont.” zei Vidésurs.
“Ach Prins gedaantewisseling is bijlange niet zo duister. Daarbij, uw lieve Amia kan het toch niet nadoen!”
De prins overwoog wat de kabouter zei en na een paar tellen naar Bolderiks onschuldige grijns te kijken zei hij:
“Amia vertel niet door aan Sorre wat je Bolderik hebt zien doen, oké? Anders zal Sorre het proberen na te doen en dat kan hij nog niet. Voor hem is het gevaarlijk. Voor jou niet.”
Amia begreep niet waar het over ging maar toen ze hoorde dat er iets was dat Sorre niet mocht zien en zij wel, werd ze dolgelukkig. Een talent! Een talent dat enkel zij had! Bolderik knipoogde en zei:
“Tot nog eens misschien, Amia. Bedankt voor mij te ontvangen, Prins.”
“Nee, bedankt voor je diensten, Bolderik.” zei Vidésurs. “Het paleis zal voortaan veiliger zijn dan ooit.”
Bolderik glimlachte, tuurde de lucht in en ademde diep in. Ondertussen legde Vidésurs zijn hand op Amia’s schouder en gebaarde hij om een paar stappen achteruit te zetten. Amia stapte achteruit met haar vader.
Toen Bolderik weer uitademde, veranderde hij. Zijn hele lichaam dook in elkaar. Zijn kleren verdwenen. Zijn grijze haar werden donkerbruine veren. Een gevorkte staart schoot uit zijn rug. Zijn voeten werden vogelpoten. Een snavel spleet zijn gezicht open. Binnen de seconde was de kabouter weg en stond er een zwaluw voor het paleis.
De zwaluw tjilpte luid naar de feeën. Amia’s mond viel open. De prins wuifde plechtig terug. De vogel sloeg zijn vleugels open en vloog weg. Het maakte een sierlijke loep, en dook dan onder de wolken heen de vallei in. Samen keken ze de vogel na terwijl het met slaande vleugels weg vloog tot het te klein werd om te zien.
“Wouw!” zei Amia.
“Ja.” zei de Prins. “Vreemde snuiters, kabouters, vind je niet?”
“Ja.” zei Amia stralend. “Hij vertelde zo veel vreemde dingen!”
“Zo zijn ze wel. Wat voor vreemde dingen heeft hij je allemaal verteld voor ik er bij was?”
“Over hoe kabouters grijs en dik werden.” zei Amia.
De prins lachte.
"En dat we allemaal klein zijn. Ook hij. Maar ik weet niet wat hij daarmee bedoelde. Zijn we dan zo klein?" Vroeg Amia.
"Ach dat is omdat Bolderik zo veel reist." Zei Vidésurs. "De meeste andere werelden worden geregeerd door reuzen, en er zijn veel feeën werelden waar hij niet binnen mag dus in zijn ogen is alles groot."
"Waarom mag hij de feeënwerelden niet binnen?"
"Feeën voelen zich veiliger als grote schepsels niet in hun werelden kunnen. We betoveren de tunnels vaak om te voorkomen dat er ongewenst wezens binnen kruipen. Maar ons thuis is anders. Het was eerst van de kabouters voor het van ons was. Dus natuurlijk mogen ze binnen. Bolderik zeker."
Amia keek dromerig de lucht in en zei:
"Ik vind het zo gek om te denken dat overal in het heelal iedereen groter is dan wij. En wij zo klein zijn."
"Weet je," zei Vidésurs. "Ik kende ooit een oude fee die daar een theorie over had."
"Wat voor een theorie?"
"Lang lang geleden, voor Aberon, was er een tijd toen we nog geen tunnels konden maken. Maar toch konden onze voorouders al naar andere werelden reizen, al duurde het hen dan duizenden jaren."
"Zaten ze dan duizenden jaren te wachten tot ze eindelijk aankwamen?"
"Nee. Dat konden ze toen ook nog niet, zo lang wachten. Weet je wat ze deden?"
"Nee."
"Volgens de theorie bevroren ze zichzelf."
"Wat is-"
"Bevriezen is een beetje zoals verstenen. Maar dan zonder magie. Het kan gebeuren als je het heel, heel koud hebt. Dan wordt je ijs. Het is erg gevaarlijk en kan dodelijk zijn, maar onze voorouders konden zich zo voor duizenden jaren laten bevriezen en daarna maakten ze zichzelf weer warmer en ontdooiden ze. Ze vielen in slaap op één wereld en werden dan weer wakker op een andere wereld zonder de reis gevoeld te hebben. Althans dat is de theorie."
Amia was met een open mond aan het luisteren.
"De oude fee die ik kende beweerde dat reuzen zichzelf niet konden bevriezen zoals onze voorouders deden. Want ze zijn te groot. Je kan bevriezen enkel overleven als je snel genoeg bevroren wordt, en snel genoeg weer helemaal kan ontdooien. En als je te groot bent dan is het te veel moeite om je hele lichaam in één keer te bevriezen, en vrijwel onmogelijk om daarna je hele lichaam ook weer in één keer op te warmen. Je tenen zouden al lang ontdooit zijn, voor je hart de kans had gekregen om op te warmen. Delen van je lichaam zouden weer in leven schieten terwijl andere delen nog bevroren waren, en een half lichaam kan niet leven. Dus reuzen kunnen zo niey reizen. Enkel onze voorouders waren klein genoeg om zichzelf te bevriezen en te ontdooien op een veilige manier."
Vidésurs keek neer op Amia en zei: "De oude fee dacht dat dat was waarom we zo klein zijn. Omdat onze voorouders al naar verre werelden reisden voor ze tunnels konden maken. Misschien is dat de reden waarom de feeën als eerste de kosmos verkenden en niemand anders er ooit echt in geslaagd is."
"Is het dan toeval?" Vroeg Amia "Dat we net klein genoeg waren om zo ver te reizen?"
"Je stelt goede vragen Amia." Zei Vidésurs met een trotse glimlach. "Maar ik weet het antwoord niet."
Hij begon na te denken en zei dan. "Ik denk... Ik denk dat de oude fee zei dat we in de oertijd misschien groter waren, en dat onze voorouders er dan voor gezorgd hebben dat we kleiner werden. Zodat ze zo ver konden reizen als we wouden..."
"Hoe? Door te toveren?"
"Nee." Zei Vidésurs stil. "Dat moet zo lang geleden geweest zijn. Dat was voor Aberon, toen feeën nog niet konden toveren."
Hij bleef nadenken en na een korte stilte zei hij dan. "Ik weet niet hoe ze het gedaan zouden hebben. Misschien is het verhaal niet waar. Misschien verzon de oude fee het."
Dan gaf hij Amia een warme glimlach en zei hij "Of misschien deden ze het met puur instinct. Ik zou meer naar die kabouter moeten luisteren. Grijze wezens kunnen heel veel bereiken zonder toverkracht en we begrijpen niet eens hoe. Het is allemaal verloren kennis... Ik vraag me nu al de hele tijd af hoe spinnen hun webben kunnen maken zonder toverspreuken. Weet je nog hoe Bolderik dat zei? Ik had het hem moeten vragen maar ik durfde niet."
Vidésurs lachte en zei:"Je vader is een dwaas, Amia. De volgende keer dat ik hem zie, vraag ik het hem."
"Komt hij snel weer terug?" Vroeg Amia.
"Nee." Zei Vidésurs. "Het zal waarschijnlijk nog eeuwen duren voor we hem weer zien. Als hij er tegen dan nog is."
Lees deel 3
0 notes
twafordizzy · 9 months
Text
De merel voordat het gaat regenen
De Merel is een broedvogel; met een miljoen paren de talrijkste van ons land, zeer geliefd. Heeft vele namen, zoals Meerle, Mèrelon, Gieteling, Mjerrel en, op Texel, Swarte Tjakker. Ik hark in Friesland bladeren in een tuin en om me heen hipt een Merel, een plechtstatige vogel. Het mannetje is geheel zwart met een oranje snavel, oranje oogring. Een vroege zanger. In februari klinkt zijn eerste…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
saulsplace · 1 year
Audio
Beluister nu Saul’s Place Podcast #282 met daarin het volgende:
- Yesilgoz als toppunt van ongeloofwaardigheid - De anti-mens fuik
Teksten met dank aan: Gezond Verstand
Neem deel aan ons luisteronderzoek, plaats een reactie en misschien maakt u wel kans op een Apple Music-cadeaubon!
https://survey.podtrac.com/start-survey.aspx?pubid=H0z5UDLeYo4f&ver=standard
Fund Saul's Place Podcast: https://www.paypal.com/donate/?hosted_button_id=JJDUKUG9GUYY6
0 notes
haarlemupdates · 1 year
Link
Uit onderzoek van voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal blijkt dat een kwart van de Nederlandse tuinbezitters graag planten in hun tuin zet die goed zijn voor bijen, vlinders en andere insecten. Maar bij tuinbezitters zit een grote blinde vlek als het aankomt op plantenkennis. Hierdoor planten tuinbezitters onbedoeld planten die giftig zijn voor insecten. De helft van de tuinbezitters weet wat biodiversiteit is, blijkt uit het onderzoek. 30% denkt terecht dat je het beste planten in je tuin kunt zetten om de biodiversiteit te verbeteren. Maar op het moment van aankoop letten tuinbezitters vooral op of zij de planten mooi vinden (65%) en in veel mindere mate of de planten inheems (26%) of biologisch (13%) zijn. Twee aspecten die juist nodig zijn om de biodiversiteit te verbeteren. Gifvrije planten Sanne Janssen, tuin-expert bij voorlichtingsorganisatie Milieu Centraal: “Juist bij planten en bloemen die bij de aankoop mooi gevonden worden, bestaat een groter risico dat bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt die giftig zijn voor insecten zoals bijen. Dit in tegenstelling tot biologische planten, die gifvrij zijn. Biologische planten kunnen er bij de aankoop minder mooi uitzien. Juist omdat ze gifvrij zijn kunnen er insecten van een blad gesnoept hebben. Eenmaal in de tuin gaan ze mooi bloeien, het zijn juist stevige planten die tegen een stootje kunnen. Biologische planten, bollen en zaden zijn niet behandeld met gewasbeschermingsmiddelen (zoals neonicotinoïde) die giftig zijn voor bijen. Mensen kunnen biologische planten herkennen aan een keurmerk zoals EU-biologisch.” Echter, uit het consumentenonderzoek blijkt dat mensen commerciële logo's om het product aan te prijzen, zoals een bij-vriendelijk logo, aanzien voor een erkend keurmerk. Janssen: “Een bijtje of een bij-vriendelijk logo kan elke producent op de verpakking zetten, maar dat zegt niets over of de plant in kwestie ook daadwerkelijk bij-vriendelijk is.” Inheemse planten 45% van de tuinbezitters denkt dat het voor insecten die hier van nature voorkomen niet uitmaakt wat voor planten er in de omgeving staan: inheemse planten (oorspronkelijk uit Nederland) of uitheemse planten (planten met hun oorsprong in andere delen van de wereld). Janssen: “Naast dat inheemse plantensoorten volledig zijn aangepast aan de Nederlandse omstandigheden zijn veel insecten, en voornamelijk de zeldzame soorten, juist afhankelijk van deze planten. Wanneer deze planten er niet zijn, komt het voortbestaan van deze insecten in het gedrang.” Ook planten die hier niet van nature voorkomen kúnnen als voedsel dienen voor inheemse insecten, maar ondersteunen vaak niet de meest kwetsbare insectensoorten die juist een steuntje in de rug nodig hebben. Week van de Groene Tuin Tijdens de Week van de Groene Tuin, die dit jaar start op dinsdag 4 april, krijgen tuinbezitters tips om hun tuin duurzaam te vergroenen. Zodat tuinbezitters (maar ook mensen met een balkon of geveltuin) daadwerkelijk bijdragen aan het stimuleren van biodiversiteit zoals bijen, vlinders en andere insecten. Mensen kunnen tijdens de week meedoen aan een fotowedstrijd, een lezing volgen van een tuinexpert of een workshop winnen om een groene tuin te ontwerpen. Meer informatie is te vinden op https://weekvandegroenetuin.nl.        
0 notes
chantalvdreijden · 1 year
Photo
Tumblr media
The flight of the (bumble) bees... 😉 need some color on this rainy days... #goodmorning #goedemorgen #gutenmorgen #bonjour #bongiorno #buenosdias #bee #bees #bij #bijen #insect #insects #insecten #plant #plants #planten #nature #natuur #lovephotography #photographer #photography #fotografie #fotograferen https://www.instagram.com/p/CozCLLQDy2o/?igshid=NGJjMDIxMWI=
0 notes
robertpennekamp · 1 year
Text
Prijsvraag Onkruid
Het woord onkruid is fout, vandaar deze prijsvraag. Het woord “on” is niet goed. Het lijkt alsof onkruid niet goed is. Juist insecten hebben onkruid nodig, maar velen halen het weg, omdat ze een mooi tuintje willen. Er zijn tal van redenen om het te laten staan. De rest blijft een verrassing… Natuurlijk kan ik wel een kunstwerk maken, maar hoeveel beter is het om de bezoeker zelf wat te laten…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
corneke013 · 2 years
Text
Insecten in eigen tuin
Insecten in eigen tuin
Met het mooie weer maak ik graag een rondje door de natuur, maar ook in eigen tuin is vaak genoeg te zien. Vooral de insecten die vaak druk bezig zijn om hun nestjes te maken of om voedsel te zoeken zijn leuk om te volgen. (more…)
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
adamssins · 2 years
Photo
Tumblr media
Birds and bugs. #hengelo #overijssel #Nederland  #heelnederland_fotografeert #insecten #vogels (bij Kristalbad Hengelo) https://www.instagram.com/p/CfQ9muLIhPb/?igshid=NGJjMDIxMWI=
0 notes
thatsbutterbaby · 2 years
Photo
Tumblr media
Panzer, Georg Wolfgang Franz (1755-1829) - Deutschlands Insecten. Neue Auflage  x
33 notes · View notes
irisgardenecology · 7 months
Text
Een fijne wintertuin: zo maak je je tuin winterklaar (of eigenlijk, NIET-winterklaar!)
Je tuin opruimen en aanharken voor de winter – liever niet, want een tuin heeft jou én dieren zo veel meer te bieden als je nu lekker lui bent. Wat kun je dan wel doen? Hoe maak je je tuin zo klaar, dat zowel jij als de dieren in je tuin er de hele winter van genieten? Continue reading Untitled
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
zielsvlucht · 8 months
Text
De Tuinen
Deel 1 - 11 minuten leestijd - deel 1 van 4
Er was eens een groot dal dat ergens ver weg verscholen lag tussen de plooien van de kosmos. Een groene vallei onder een zachte, warme zon en omringd door bergen met hellingen vol bossen en klaterende stroompjes. Bloemenvelden strekten zich uit over het glooiende landschap als eindeloze tuinen. Daar vlogen de vlinders in cirkels achter elkaar aan, over tjirpende sprinkhanen en kleurrijke kevers in het gras. In de bossen waaiden glinsterende spinnendraden in de wind en kropen zoemende bijen over de boomstammen bij hun nesten. Libellen sputterden boven de golvende oevertjes van ondiepe plassen en zwermen van mugjes zweefden in de schaduwen van elke boom. Rupsen kropen over bladeren, of langs mos. Overal onthulde het zonlicht dauw in het gras en pluisjes in de lucht. Dat zonlicht was er altijd want de tuinen kenden enkel lente en zomer en het werd er nooit nacht.
Maar er was bijna niemand. In de tuinen werd niet gewoond, al staken er hier en daar de torens van forten boven het groen uit. Op zeldzame plaatsen liepen er paden, vergezeld door witte standbeelden van prinsen, prinsessen en fabeldieren.
Kleine Amia liep over één van die paden haar oudere broer achterna. Ze liep op blote voeten, tot ze moe werd. Uitgeput, stopte ze even om tegen een bloemstengel te steunen.
“Wacht! Ik kan niet volgen!” riep ze.
Sorre liep verderop en riep naar achteren: “Maar we zijn er net!”
Haar broer rende naar een grote steen die in het veld lag, en in één sprong vloog hij naar de top van de steen. Amia hijgde en bleef staan. Ze keek naar de bloemen naast het pad. Even dacht ze dat ze een insect zag tussen de grassprieten. Amia had niet graag insecten. Ze rende snel verder. Toen ze bij de steen was sprong ze haar broer achterna, maar ze vloog niet zoals Sorre. Ze gooide zichzelf klungelig tegen de wand van de steen en bleef daar dan liggen.
“Ah!” riep ze. En tranen schoten in haar ogen.
“Niet huilen!” zei Sorre bang vanop de steen. Hij wou niet dat hun moeder kwam.
Amia bleef sterk en huilde niet.
“Klim omhoog!” zei Sorre.
Amia nam een paar keer diep adem en klauterde dan de steen op. Het maakte wat vegen op haar jurk, maar al snel was ze tot bij haar broer geklommen.
“Wat wou je me tonen?” vroeg Amia hijgend.
“Iets dat ik geleerd heb.” zei Sorre.
Hij wees naar een doornplant die tegen de steen groeide. Er was een grote knop van de plant recht boven hen.
“Let op!” zei hij.
Hij hield zijn hand voor zich uit en concentreerde zich op de knop. Hij fluisterde iets. Het klonk als een liedje. Eerst gebeurde er niets en Amia vroeg: “Wat doe je?”
Dan begon de plant te bewegen. De knop groeide en ging langzaam open. Het was een bloem, een grote roos. Amia keek vol bewondering naar de verschillende bloemblaadjes die één voor één openden, als een geurige rode mandala.
“Wouw!” zei ze.
Sorre stopte en grijnsde naar haar.
“Gaaf hè?” zei hij.
“Ja!” zei Amia. “Zo mooi!”
“Ja dat vind je mooi hè? Het is jouw bloem. Ik zal de knechten vragen hem naar huis te brengen voor jou.”
“Dat is lief!” zei Amia.
”Wil je nog iets mooi zien?” Vroeg Sorre.
Amia knikte enthousiast. Sorre glimlachte.
Hij stak zijn hand weer uit maar deze keer maakte hij er een vuist van. Hij keek de roos aan met een venijnige blik en sistte iets. Nog geen tel later schoot de bloemknop in brand. De rode blaadjes werden zwart in de vlammen. De stengel verkleurde en de smeulende knop brak af. Het viel naast hen op de steen, en stuiterde dan met veel rook naar beneden. Amia gilde. Ze keek geschrokken naar Sorre, maar Sorre gaf haar een gemene grijns.
“Oeps! Daar gaat je domme bloem!” zei hij gemeen.
Amia keerde zich om en liep weg, van de helling van de steen af.
“Nee wacht! Ik kan nog meer dingen tonen!” Zei Sorre lachend. Hij sprong haar achterna en zweefde mee naar beneden.
“Nee!” Riep Amia. Ze was zijn plagerijen grondig beu. “Sorre ga we-”
Plots schoof haar voet weg. Ze gleed uit op de helling, viel en stootte haar hoofd tegen de harde steen.
Amia werd terug wakker in het paleis. Ze lag op een gouden bank, omringt door schilderijen van wijde landschappen en standbeelden van gevleugelde ridders. Alle muren waren versierd met patronen van bloemen, sterren en kolkende melkwegen. Bewakers stonden aan de deuropeningen en Amia’s moeder zat aan het voeteinde van de bank. Ze keek Amia liefdevol aan toen ze ontwaakte.
“Hey.” zei Amia.
“Hey schat.” zei Merkure
Ze ging overeind zitten.
“Ik had een rare droom.” zei ze.
“Wat voor een droom?”
“Sorre stak een mooie bloem in brand.”
“Dat was geen droom.” zei haar moeder met een glimlach.
“Nee?”
“Nee. Je bent gevallen.”
Amia keek verward in het rond.
“Hoe ben ik hier dan geraakt?”
“De knechten hebben je gedragen.”
“Ik herinner me dat niet.”
“Soms als je je hoofd heel hard stoot, kan je vergeten wat er gebeurde.”
“Dat wist ik niet.” Zei Amia. “Heb jij dat al eens gehad?”
“Nee. Maar ik ken andere feeën die het al hebben meegemaakt.”
“Vielen ze ook van een steen?”
“Nee. Dat was op het slagveld. Hoe voel je je?”
Amia wou opstaan van de bank maar haar moeder hield haar zachtjes tegen.
“Moet ik blijven liggen?” vroeg Amia.
“Enkel als je je niet goed voelt.”
“Ik voel me prima!”
“Zeker?”
“Ja.”
“Oké. Heb je dan honger?”
“Ja.” zei Amia.
“Kom.”
Ze stonden recht en samen stapten ze door de versierde gangen van hun thuis. Een gouden paleis bovenop een bergtop in het midden van de tuinen. Door de glasramen kon Amia alles zien. De natuur, de ring van bergen die er omheen lag, en daarachter de sterren.
“Dus het was je broer die je zo op de stuipen gejaagd heeft?” vroeg Merkure.
Amia knikte.
“We dachten het wel. Hij beweerde natuurlijk onschuldig te zijn, maar vader heeft hem al preventief gestraft. Hij moet voorzichtiger zijn met jou.”
“Hij toverde.” zei Amia.
“Dat mag hij niet doen. Hij mag je niet jaloers maken.”
“Ik ben niet jaloers.” zei Amia. “Maar hij pestte me.”
“Dus jij liep weg. En viel.”
“Ja.” zei Amia.
Merkure zuchtte en zei: “Het is jouw schuld niet. Je kan je moeilijk verweren tegen zijn plagerijen als je niet kan toveren.”
“Waarom kan ik eigenlijk niet toveren?”
“Je bent speciaal schat. Iedereen heeft zijn eigen talenten, en jij hebt andere talenten dan je broer. Er zijn ook dingen die jij kan die je broer niet kan.”
“Maar alle feeën kunnen toveren.” Zei Amia. “Alle feeën behalve ik. Enkel ik heb andere talenten. Sorre zegt soms dat ik geen talenten heb. Waarom is dat?”
Haar moeder hurkte naast haar neer en met een warme glimlach zei ze:
“Sorre mag dat niet zeggen. Het is veel ingewikkelder dan hij begrijpt. Maar jullie zullen het begrijpen, jullie allebei, wanneer jullie ouder zijn.”
“Dat zeg je altijd.”
Later zaten ze met met hun tweeën aan de eettafel. Ze waren alleen, op twee bewakers na die geduldig wacht hielden aan de deur. Merkure had brood getoverd. Zelf at ze niets.
“Heb je honger?” vroeg Amia met een glimlachje.
“Nooit.” zei Merkure.
“Enkel ik.” zei Amia.
Merkure knikte. “Alle feeën kunnen eten, maar enkel jij moet eten.”
“Is dat ook omdat ik niet kan toveren?” vroeg Amia.
“Je bent heel slim.”
Maar meer zei ze niet. Amia geeuwde.
“Je moet gaan slapen als je eten op is.” zei haar moeder dan plots.
“Ik heb net op de bank gelegen!” protesteerde Amia.
“Je was bewusteloos. Je sliep niet. Veel tijd is verstreken terwijl je weg was en je moet extra rusten na zo hard te vallen.”
“Ik moet niet rusten. Er is niets gebeurd.”
“Er is wel iets gebeurd. Het was ernstig.”
“Maar ik voel niets meer.” zei Amia.
Haar moeder zei niets.
“Jullie hebben de pijn weggetoverd.” Dacht Amia dan luidop.
“We hebben je genezen. Het is allemaal goed gekomen maar het had ook kunnen mislopen als we niet op tijd waren.”
“Maar ik wil niet slapen. Sorre moet nooit slapen.” mopperde Amia koppig.
“Sorre moet nu ook op zijn kamer blijven. Hij is gestraft.”
“Maar hij slaapt niet. Hij speelt.”
Haar moeder keek haar streng aan.
“Gebruik een toverspreuk!” zei Amia geamuseerd. “Tover zodat ik wel wil slapen! Sorre zegt dat je dat kan. Toveren zodat iemand iets anders denkt.”
Merkure glimlachte, maar schudde haar hoofd. “Het leven draait niet om toveren, Amia. Je hebt veel vragen, maar zet het even uit je hoofd.”
En als bij toverslag, stopte Amia met er over na te denken. Haar gedachten dwaalden af, naar een venster in de buurt. Buiten zag ze de trappen voor het paleis die de bergtop afdaalden, tot in de tuinen.
“Waar komt de tuin vandaan?” vroeg ze.
“Dat weet je toch? Lang geleden hebben de kabouters de tuinen voor ons gemaakt.”
“En waar komen de bergen vandaan?”
“Je bent in een nieuwsgierige bui vandaag schat.” lachte Merkure. “De bergen zijn gemaakt door feeën. Niet door ons maar door andere oudere feeën. Zij maakten de grond waarop we nu lopen, en de baan van de zon.”
“De zon?”
“Nee, enkel de baan van de zon. De zon was er al maar zij hebben er voor gezorgd dat de zon nooit onder de horizon gaat. Lang lang geleden.”
“Waarom?” vroeg Amia.
“Als de zon onder de horizon gaat wordt het donker. Dan zie je niets meer.”
“Dan loop je overal tegen.” zei Amia.
“Ja.” Zei Amia’s moeder met een glimlach. “De nacht is niet voor ons.”
“Wat is er achter de bergen?” vroeg Amia dan.
Haar moeder keek mee het venster uit.
“Niets.” zei ze simpelweg.
“Niets?” vroeg Amia.
“Helemaal niets.”
“En de sterren dan?”
“De sterren zijn altijd overal om ons heen. Maar ze zijn heel heel ver. Zo ver dat je er nooit naartoe zou kunnen gaan, ook al loop je heel heel snel. Je zal er nooit geraken in nog geen duizenden jaren. Dus achter de bergen is er is niets. Duizenden jaren niets.”
“En met een tunnel? Kan je er dan geraken?”
“Ja dan wel. We kunnen sneller reizen door kosmische tunnels.”
“Papa zei dat elke ster een andere wereld is.” zei Amia.
“Op zijn minst.” zei Merkure met een knik.
“Gaan wij ooit naar een andere wereld gaan?” vroeg Amia.
“Ooit als je ouder bent zal ik je eens meenemen naar een andere wereld. Dat zal je fantastisch vinden.”
“Waarom niet nu?”
“Het is toch goed hier? In de tuinen? Hierboven in ons huis?”
“Ja.” zei Amia. “Maar ik wil weten hoe een andere wereld er uit ziet.”
“Ach. Er zijn zoveel andere werelden maar geen enkele is zo mooi als die van ons Amia. Sommige van de schilderijen die hier hangen moeten andere werelden voorstellen. Maar ze zijn nooit zo mooi als ons thuis. Er is geen betere plek in de kosmos dan hier.”
“Echt?”
“Echt.”
Amia was al weer in andere gedachten verzonken toen ze in haar slaapkledij haar kamer binnen slofte. Ze voelde een tocht en zag dat het venster open stonden. Waarschijnlijk had één van de knechten ze geopend. Amia stapte tot aan het dubbele venster en keek naar buiten, waar het nog steeds volop dag was en het altijd dag zou blijven. Aan de horizon werd de blauwe lucht dunner en kon Amia de sterren zien. Kleine fonkelende lichtpuntjes die in verre nevels dreven. Ze dacht aan alle werelden waarover ze gehoord had. Ze wou het zelf kunnen zien… Amia deed de vensters dicht en ging net haar bed in kruipen, toen ze iets hoorde. Boven haar.
Ze keek omhoog en daar zag ze het. Een reusachtig donker gedrocht hing aan het plafond met lange harige poten. Het staarde haar aan met vele doodse zielloze ogen. Twee enorme slagtanden kwamen uit de mond van het beest. Amia viel op de vloer uit schrik. Ze gilde en gilde en gilde.
Bewakers kwamen de kamer binnengestormd en zagen het monster hangen aan het plafond.
“Allemachtig! Dood het!” riep een van hen.
Er was een felle lichtflits en het monster werd geraakt. Het werd verschroeid en kwam los van het plafond. Het stortte neer op de vloer naast Amia, waar het dood bleef liggen met gekrulde poten. Ondertussen bleef Amia maar gillen. Haar moeder kwam ook de kamer binnen gelopen met een strijdgereede blik in haar ogen. Ze liep naar Amia, nam haar vast en droeg haar weg van het dode monster.
“Wat is het?!” vroeg ze aan de bewakers.
De twee mannen keken elkaar aan. Er kwam geen antwoord.
“Het is een monster!” Zei Amia al snikkend. “Met veel poten en veel ogen.”
“Een spin.” zei Amia’s vader plots vanuit de deuropening.
De bewakers gaven acht, maar de prins bleef in de hal staan.
“Wat is het dan?!” zei Merkure opnieuw.
“Een spin.” herhaalde hij.
“Komt dat van hier?”
“Oorspronkelijk komt het van Immer, zoals alle dieren in onze tuin. Maar ja. Van hier.”
“Hoe is het hier geraakt?” vroeg Merkure.
“Geklommen.” zei de vader schouderophalend. “De berg is niet zo koud bij een zomerse dag als deze en zoals veel kleine schepsels van de trollenwereld kunnen ze over wanden lopen.”
“Klein?!” piepte Amia. “Het is groter dan mijn bed!”
“Maar hoe is het door het krachtveld geraakt?!” vroeg Merkure. “Het paleis is beschermd met wel honderden spreuken tegen duistere wezens!”
“Dat klopt.” zei de vader. “Maar dit is geen duister wezen. Spinnen zijn magisch grijs. Ze hebben geen magische kwaliteiten.”
“Vidésurs, kijk dan toch naar dat ding!” riep Merkure kwaad.
Iedereen gaf het dode monster een blik. Ook Amia. Ze keek in de de acht natte ronde ogen van het harige monster en begon spontaan weer te huilen.
“Dat wezen ziet er uit als een levende moordmachine!” Zei Merkure. “Jij beweert dat het onschadelijk is?!”
“Nee. Niet onschadelijk. Het is een roofdier. Het doodt insecten en andere niet-magische dieren.”
De vader gaf Amia een vluchtige blik, onbewust.
“Als het krachtveld geen spreuk heeft tegen monsters zoals dit, dan moet er nu onmiddellijk één gemaakt worden!” zei Merkure woedend. “Ik wil nooit meer een insect, of een wat-dan-ook in de slaapkamer van mijn dochter tegenkomen! Wat doet zo’n verschrikkelijk beest ook in onze tuinen?”
“Dat zal je aan de kabouters moeten vragen. Zij hebben de tuinen gemaakt. Elk dier dat er leeft is waarschijnlijk nodig om de tuinen te onderhouden.”
“Jij zal het aan hen vragen!” riep de moeder kwaad.
“Als we er nog eentje kunnen vinden, zal ik het aan hen vragen.” zei Vidésurs met een geduldige knik. “En ik zal hen ook moeten vragen om het krachtveld aan te passen want dat is ook hun werk.”
“Kabouters! Typisch hen! Elk wild dier maar binnenlaten alsof het vrienden zijn!” Tierde Merkure met een bevende Amia in haar armen.
“Kabouters maken veel vrienden met dieren.” zei de vader met een glimlach. “Heren, ruim dit lijk op zodat mijn dochter kan gaan slapen. En speur het paleis af naar andere geleedpotigen. Doe een zoek-spreuk op grijze wezens. In dit paleis is er normaal maar ééntje.”
“Ja Prins Vidésurs!”
“Slaapwel Amia.” zei Vidésurs terwijl hij weer weg stapte.
“Slaapwel papa.” zei Amia die nog steeds geschrokken was.
Een bewaker sprak een toverspreuk uit en de dode spin verdween. Dan maakten ze beiden een buiging voor Amia’s moeder en gingen zij ook weg.
“Mama?” vroeg Amia. “Mag ik vanavond bij jou slapen?”
Merkure keek haar aan en zei. “Ja. Ik zal er voor zorgen dat er zeker geen monsters zijn. Oké?”
Lees deel 2
1 note · View note
virtua · 1 year
Text
i love simple english wikipedia and wish there were equivalent versions for other languages
3 notes · View notes
micmacatelier2 · 1 year
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
4DECOR "HORROR"
Tumblr media
2 notes · View notes